Australie

Nadat we in Esperance drie rondjes hadden gereden om een tankstation met ‘Air’ te vinden voor het checken van de bandenspanning, begonnen we aan de lange rit over de Nullarbor. Door velen gevreesd, maar ook geprezen. Vooral degenen uit het gebied waarvandaan we nu vertrokken spraken vol lof over ‘het land zonder bomen’ en meerderen hadden de Nullarbor al tientallen malen gereden. We vulden de tank, zowel met benzine als met water, en zorgden voor voldoende eten en drinkwater, want in de woestijn aan het begin van de zomer is er weinig water. Dat inslaan van eten was nog lastig, want we zouden halverwege de grens oversteken naar Zuid-Australië en daar geldt weer quarantaine voor groente en fruit. Een aantal dingen, zoals ananas, champignons en asperges, mochten wel mee… we moeten er nog achter komen of het gelukt is als ik dit schrijf.
De eerste stop voor ‘the point of no return’ was Norseman, een klein mijndorpje. Alhier kregen we een briefje mee met de tankstations langs de weg; het zijn er niet veel en de benzine is duur, maar dat valt ook wel te verwachten. Schokkend is dat de benzine hier per liter op zijn max 2,03 dollar is en dus omgerekend 1,29 euro. Onze slurpende ‘Opa’ verbruikt wel twee keer zoveel als onze Peugeot thuis, dus de benzinekosten die we hadden bedacht komen wel ongeveer overeen. We verbleven die nacht op de camping van Balladonia, één van de eerste roadhouses op deze weg, die vroeger vooral werd gebruikt voor communicatie tussen west en zuid, maar later ook door het leger en vrachtverkeer. Nu zie je vooral toeristen en road trains met hier en daar een verdwaalde wandelaar of fietser, want het is natuurlijk wel heel tof als je kunt zeggen dat je de Nullarbor gewandeld of gefietst hebt, terwijl het verkeer met 110 km per uur aan je voorbij raast.
De tweede dag reden we, met een ‘monster’ cappuccino, ruim 550 km en was er onderweg niet veel te doen. We reden over de 90 mile straight road, letterlijk een weg zonder bocht erin, en maakten een foto bij het bord. De inhaalmanoeuvres die we hier zien zijn af en toe tenenkrommend, waarbij we onze adem inhouden of het wel goed gaat komen. Tevens is de klok 45 minuten vooruit gegaan voor ‘daylight saving’. Gelukkig werd dit aangegeven door een bord langs de weg, want onze telefoon blijft stug de oude tijd aanhouden. We sliepen op een camping bij Eucla met uitzicht over de zee in de verte. Het is hier best druk, dus zoals al gezegd zijn wij niet de enige gekken die dit doen.
De derde dag hadden we wederom ruim 500 km te gaan en zouden we aankomen in Southern Australia Time, 2 uur en 30 minuten later dan wij gewend zijn. De wekker stond vroeg en eindelijk mochten we toegeven aan onze slaap om half 9 ’s avonds. Voor de grens mocht Wouter nog even blazen om half 9 ’s ochtends en gelukkig rook zijn adem alleen naar tandpasta. Nadat we de grens waren gepasseerd reden we écht in de Nullarbor; het is namelijk ook een national park en in dit deel waren er zeker geen bomen. Langs de weg liggen toch best een hoop doodgereden wallabies, die worden opgegeten door de kraaien, maar ook door gigantische roofvogels met een spanwijdte van zo’n 2 meter. Het kost deze gigantische dieren iets

daphne_aukes

44 chapters

15 Apr 2020

Dag 65-68 Across the Nullarbor

November 05, 2019

|

Ceduna

Nadat we in Esperance drie rondjes hadden gereden om een tankstation met ‘Air’ te vinden voor het checken van de bandenspanning, begonnen we aan de lange rit over de Nullarbor. Door velen gevreesd, maar ook geprezen. Vooral degenen uit het gebied waarvandaan we nu vertrokken spraken vol lof over ‘het land zonder bomen’ en meerderen hadden de Nullarbor al tientallen malen gereden. We vulden de tank, zowel met benzine als met water, en zorgden voor voldoende eten en drinkwater, want in de woestijn aan het begin van de zomer is er weinig water. Dat inslaan van eten was nog lastig, want we zouden halverwege de grens oversteken naar Zuid-Australië en daar geldt weer quarantaine voor groente en fruit. Een aantal dingen, zoals ananas, champignons en asperges, mochten wel mee… we moeten er nog achter komen of het gelukt is als ik dit schrijf.
De eerste stop voor ‘the point of no return’ was Norseman, een klein mijndorpje. Alhier kregen we een briefje mee met de tankstations langs de weg; het zijn er niet veel en de benzine is duur, maar dat valt ook wel te verwachten. Schokkend is dat de benzine hier per liter op zijn max 2,03 dollar is en dus omgerekend 1,29 euro. Onze slurpende ‘Opa’ verbruikt wel twee keer zoveel als onze Peugeot thuis, dus de benzinekosten die we hadden bedacht komen wel ongeveer overeen. We verbleven die nacht op de camping van Balladonia, één van de eerste roadhouses op deze weg, die vroeger vooral werd gebruikt voor communicatie tussen west en zuid, maar later ook door het leger en vrachtverkeer. Nu zie je vooral toeristen en road trains met hier en daar een verdwaalde wandelaar of fietser, want het is natuurlijk wel heel tof als je kunt zeggen dat je de Nullarbor gewandeld of gefietst hebt, terwijl het verkeer met 110 km per uur aan je voorbij raast.
De tweede dag reden we, met een ‘monster’ cappuccino, ruim 550 km en was er onderweg niet veel te doen. We reden over de 90 mile straight road, letterlijk een weg zonder bocht erin, en maakten een foto bij het bord. De inhaalmanoeuvres die we hier zien zijn af en toe tenenkrommend, waarbij we onze adem inhouden of het wel goed gaat komen. Tevens is de klok 45 minuten vooruit gegaan voor ‘daylight saving’. Gelukkig werd dit aangegeven door een bord langs de weg, want onze telefoon blijft stug de oude tijd aanhouden. We sliepen op een camping bij Eucla met uitzicht over de zee in de verte. Het is hier best druk, dus zoals al gezegd zijn wij niet de enige gekken die dit doen.
De derde dag hadden we wederom ruim 500 km te gaan en zouden we aankomen in Southern Australia Time, 2 uur en 30 minuten later dan wij gewend zijn. De wekker stond vroeg en eindelijk mochten we toegeven aan onze slaap om half 9 ’s avonds. Voor de grens mocht Wouter nog even blazen om half 9 ’s ochtends en gelukkig rook zijn adem alleen naar tandpasta. Nadat we de grens waren gepasseerd reden we écht in de Nullarbor; het is namelijk ook een national park en in dit deel waren er zeker geen bomen. Langs de weg liggen toch best een hoop doodgereden wallabies, die worden opgegeten door de kraaien, maar ook door gigantische roofvogels met een spanwijdte van zo’n 2 meter. Het kost deze gigantische dieren iets

meer tijd om op te stijgen, dus je moet dan even gas terugnemen. We kwamen ook een aantal ‘Emergency Airstrips’ tegen, waar ze de bosjes iets meer hebben weggehaald langs de weg en er markeringen staan die je ook ziet op de landingsbaan op Schiphol. Eenmaal in Ceduna, waar pas de quarantaine controle is voor SA, bleek dat we de asperges toch niet mee mochten nemen, maar hij had zijn camera niet aan dus voor ons maakte hij een uitzondering. Tot zover hun eigen regels. We sliepen in Ceduna en konden bijna zeggen dat we de Nullarbor waren overgestoken. Op de camping troffen we nog een patiënt voor Wout; een dame van ruim 80 jaar oud, inclusief wandelstok, Uggs sloffen en een soort elektrische step met zadel, waarmee ze zich over de camping bewoog. Ze bleek ooit in 1951 uit Rotterdam te zijn vertrokken, maar sprak eigenlijk geen woord Nederlands meer. Ze was vanuit Exmouth onderweg naar huis in Melbourne, want alleen idioten gaan met het vliegtuig, maar eigenlijk was dit een te gevaarlijke onderneming in deze staat. Als klap op de vuurpijl zat ze rochelend voor de tv, alwaar in een medisch programma een alarm afging en het wel leek alsof we de pacemaker konden horen. Gelukkig hoefden we niet op te treden, maar het bleef wel verdacht lang stil rondom haar bus de volgende ochtend (toen wij vertrokken om 9:00u lag zij er nog in).
In totaal is de Eyre Highway 1660 km van Norseman naar Port Augusta en die hebben wij, samen met ‘Opa’ in 4 dagen gereden, toch een hele prestatie. Port Augusta vonden we de Fitzroy Crossing

van de Nullarbor; overal Aboriginals, inclusief het feit dat dit een ‘dry town’ is, en verder niet zoveel te beleven. Ze hebben hier vooral veel wind, wat ‘Opa’ de laatste kilometers een hoop te doen gaf. Gelukkig had Wout al bedacht om naar Mount Remarkable National Park te gaan en hadden we daar ook al een plekje op de natuurcamping gereserveerd. Heerlijk om na 4 dagen gigantische afstanden rijden uit te stappen en verwelkomt te worden door de muziek van verschillende vogels en verder ‘stilte’.

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2025 Travel Diaries. All rights reserved.