Vandaag staan we op met mistig weer. Geen uitzicht op zee zoals gisteren. Na het ontbijt pakken we in en rijden eerst richting centrum om even bij de Tourist Information langs te gaan. Onze gastgevers hebben laten weten onze kamer onaangeraakt te laten tot we over 6 dagen terugkomen voor onze 3e overnachting hier. De handdoeken worden wel gewassen, maar het beddengoed blijft liggen. Geen probleem wat ons betreft, maar het geeft wel aan dat de B&B geen grote bron van inkomsten zal zijn voor ze.
Via de oude bergweg 10 rijden we in dichte mist richting noorden. Onze Diplom-Geograph Alexander Wachter, de schrijver van onze reisgids heeft ons een ‘prächtigen Ausblick’ op het eiland Koltur in het vooruitzicht gesteld bij de afslag naar Norðradalur, maar dat zit er onder deze omstandigheden dus niet in. Omdat hij ons ook heeft aangeraden om ons niet te laten weerhouden door mist of regen omdat het even verderop weer prachtig weer kan zijn, rijden we gewoon verder en hoewel het niet stralend zonnig wordt, blijkt verderop naar beneden het zicht prima te zijn en we rijden –slechts gade geslagen door schapen, ganzen en ander vogels, waaronder wij als niet-ingewijden toch wel de scholekster herkennen- tot we niet meer verder kunnen. Onze eerste kennismaking met de rust en de leegheid van de Faeröer bevalt prima! In dichte mist gaat het bovenop weer verder via Kollafjørður naar Hvalvik (‘walvisbaai’) waar het inmiddels enigszins opgeklaard is en waar zich een heus wandelbos bevindt, compleet met sfeerverlichting die de bezoekers desgewenst zelf kunnen ontsteken door de daarvoor bestemde stekker in het daarnaast hangende stopcontact te steken. In het kerkje waar het bosje achter staat kan ik door het raam heen een goed gelukte foto van het interieur maken, dat ooit van het wrakhout van een voor de kust van Hvalvik vergaan Schots schip is gemaakt. Zo gaat dat hier op de Faeröer waar hout een schaars goed is. De een z’n dood is de ander z’n preekstoel en kerkbank. Het kerkelijk leven is hier bloeiend zoals we nu al wel begrepen hebben. Dit in tegenstelling tot andere Scandinavische landen waar de kerkjes er mooi maar verlaten bij liggen.
Vanuit Hvalvik nemen we eerst nog even de afslag naar de uiterste noordpunt van het eiland Streymoy, naar het plaatsje Tjørnuvík. Een pittoresk klein dorpje waarvan ze er hier gelukkig nog heel veel hebben. Van hieruit kun je ‘Risin en Kellingin’ (de reus en de trollenvrouw) goed zien, de 2 voor de rotskust van Eiði liggende puntige rotsen waarvan de legende wil dat zij door de Vikingen die destijds doorgereisd waren naar IJsland omdat ze zich nog niet veilig
June 13, 2017
|
Klaksvik op Bordoy
Vandaag staan we op met mistig weer. Geen uitzicht op zee zoals gisteren. Na het ontbijt pakken we in en rijden eerst richting centrum om even bij de Tourist Information langs te gaan. Onze gastgevers hebben laten weten onze kamer onaangeraakt te laten tot we over 6 dagen terugkomen voor onze 3e overnachting hier. De handdoeken worden wel gewassen, maar het beddengoed blijft liggen. Geen probleem wat ons betreft, maar het geeft wel aan dat de B&B geen grote bron van inkomsten zal zijn voor ze.
Via de oude bergweg 10 rijden we in dichte mist richting noorden. Onze Diplom-Geograph Alexander Wachter, de schrijver van onze reisgids heeft ons een ‘prächtigen Ausblick’ op het eiland Koltur in het vooruitzicht gesteld bij de afslag naar Norðradalur, maar dat zit er onder deze omstandigheden dus niet in. Omdat hij ons ook heeft aangeraden om ons niet te laten weerhouden door mist of regen omdat het even verderop weer prachtig weer kan zijn, rijden we gewoon verder en hoewel het niet stralend zonnig wordt, blijkt verderop naar beneden het zicht prima te zijn en we rijden –slechts gade geslagen door schapen, ganzen en ander vogels, waaronder wij als niet-ingewijden toch wel de scholekster herkennen- tot we niet meer verder kunnen. Onze eerste kennismaking met de rust en de leegheid van de Faeröer bevalt prima! In dichte mist gaat het bovenop weer verder via Kollafjørður naar Hvalvik (‘walvisbaai’) waar het inmiddels enigszins opgeklaard is en waar zich een heus wandelbos bevindt, compleet met sfeerverlichting die de bezoekers desgewenst zelf kunnen ontsteken door de daarvoor bestemde stekker in het daarnaast hangende stopcontact te steken. In het kerkje waar het bosje achter staat kan ik door het raam heen een goed gelukte foto van het interieur maken, dat ooit van het wrakhout van een voor de kust van Hvalvik vergaan Schots schip is gemaakt. Zo gaat dat hier op de Faeröer waar hout een schaars goed is. De een z’n dood is de ander z’n preekstoel en kerkbank. Het kerkelijk leven is hier bloeiend zoals we nu al wel begrepen hebben. Dit in tegenstelling tot andere Scandinavische landen waar de kerkjes er mooi maar verlaten bij liggen.
Vanuit Hvalvik nemen we eerst nog even de afslag naar de uiterste noordpunt van het eiland Streymoy, naar het plaatsje Tjørnuvík. Een pittoresk klein dorpje waarvan ze er hier gelukkig nog heel veel hebben. Van hieruit kun je ‘Risin en Kellingin’ (de reus en de trollenvrouw) goed zien, de 2 voor de rotskust van Eiði liggende puntige rotsen waarvan de legende wil dat zij door de Vikingen die destijds doorgereisd waren naar IJsland omdat ze zich nog niet veilig
voelden voor Harald Schoonhaar, naar de Faeröer waren gestuurd om de eilanden op te halen. Dit omdat de IJslanders spijt hadden dat ze de Faeröer daar zomaar midden op zee hadden achtergelaten. Risin bleef op wacht staan in zee en Kellingin deed verwoede pogingen om de eilanden samen te binden om ze naar IJsland te kunnen slepen. De eerste poging mislukte, maar de 2e leek succesvol te worden. Helaas waren ze zo druk bezig dat ze niet merkten dat de zon alweer opkwam en ze –zoals dat met Trollen gaat- versteenden toen de eerste zonnestralen op ze vielen. En zo staan ze daar nu dus al vele eeuwen in zee. In het dorp treffen we een krasse knar die ons wijst dat we gerust door kunnen rijden naar het eind van het pad en die wafels en koffie maakt voor wie dat wil. En uiteraard willen we dat. Hij is in het dorp geboren en heeft 40 jaar als timmerman in Tórshavn gewerkt, maar is na zijn pensioen teruggekomen naar Tjørnuvík. Slim idee van hem om koffie en wafels aan te bieden op het meest strategische punt van het dorp. En leuk om even met hem aan de praat te zijn en hem te kunnen uithoren over hoe het er hier vroeger aan toe ging. De hele Faeröer en vooral ook dit soort dorpjes doet mij erg denken aan het Kampen van vroeger en plaatsen als Urk en Schokland. Nooit eerder ergens zo’n verwantschap gevoeld.
Op weg richting Klaksvik (zelfbenoemde visserij- en onderwijshoofdstad van de Fäeröer en inmiddels ook ‘Port of Call’ voor cruiseschepen (zie www.cruistimetables.com)) maken we ook nog een omweg via Runavik en Toftir. De afstanden zijn hier uitermate klein, dus je hebt hier altijd alle tijd. Heerlijk! Runavik is de meest welvarende plaats van de Faeröer, waar zich zowel vis- als scheepsindustrie bevindt. Zelfs tijdens de crisis die de Faeröer begin jaren 90 trof als gevolg van al te enthousiaste investeringen na de uitbreiding van de territoriale wateren tot 200 zeemijl, was hier geen werkloosheid en dat merk je o.a. doordat er hier veel en luxe winkels zijn, waaronder zelfs een juwelier annex klokkenwinkel! In het aanpalende Toftir is er een begrafenis aan de gang in de kerk. Het hele dorp stat vol met auto’s en de bij meerdere huizen hangt de vlag halfstok. Waarschijnlijk is er een plaatselijke hoogwaardigheidsbekleder overleden. Inmiddels weer in dichte mist rijden we via een ‘particularly scenic (buttercup’)’ route over de bergrug met windmolens richting Norðoyatunnel en Klaksvik. De Faeröerders zijn net als de IJslanders bijzonder trots op hun onderzeese tunnels en deze is dan ook halfweg voorzien van een lichtkunstwerk van de beroemde Faeröerse kunstenaar Tróndur Paturson uit Kirkjubøur!
Ons hotel in Klaksvik, zeer toepasselijk ‘Hotel Klaksvik’ geheten, is een functioneel hotel. Prima bedden, 2 goed zittende stoelen, een ruime klerenkast, douche en wc, goed voorzien ontbijtbuffet voor Faeröer-begrippen, maar verder geen frivoliteiten. Maar uitzicht op de fjord, dat dan weer wel. Ook hier weer relatief veel Nederlanders (en Engelsen). ‘Grijze Maffia’, waar we natuurlijk inmiddels ook zelf
toe behoren helaas. Qua restauratieve voorzieningen heeft Klaksvik nog wat huiswerk te doen. Na enig zoeken vinden we alleen een afhaal pizzeria. Geen probleem voor ons want wij hebben borden, messen en wat dies meer zij bij ons en redden ons hier prima mee. Met een komkommer uit een nog open zijnde kiosk hebben we op onze hotelkamer vanavond een eenvoudige doch voedzame maaltijd. Morgen zien we verder!
Create your own travel blog in one step
Share with friends and family to follow your journey
Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!