Faeröer - 2017

Hoewel er voor vandaag grijs weer voorspeld wordt en later op de dag zelfs regen, is het als we opstaan toch nog een beetje zonnig en we vertrekken dus direct na het ontbijt om de noordpunt van Suðuroy te gaan ontdekken. Uit onze reisgids weten we dat er vlak voordat we de Hvalbiartunnel inrijden, een pad naar links gaat en dat ons daar aan het eind weer een – hoe kan het anders- ‘traumhaften Ausblick’ op de westkust te wachten staat, waarbij o.a. in zuidelijke richting de ‘indmark’ van Fámjin (het dorp met de honden waar we gisteren waren) te zien is. Het wordt met een bordje aangeduid als ‘Kikarin’. Onze Diplom Geograph omschrijft het als een ‘Sontagsspaziergang’, dus zelfs voor mij moet het te doen zijn, maar de wandelstok gaat voor de zekerheid wel mee. Nadat het pad van een verhard tractorspoor is overgegaan in een met kleine paaltjes gemarkeerde route voelt de ondergrond zacht en verend aan. Er ligt hier op de Faeröer een dunne laag veenachtige grond op het basalt waar ze uit bestaan. Er wordt hier overal ook nog turf gedroogd. Bij ieder dorp zien we wel zo’n veldje met uitgestoken en omgekeerde plaggen liggen. Aanvankelijk dachten we dat dit een soort ‘bedden’ waren waar groente op gekweekt werd, maar dankzij onze gids en eigen nadere beschouwing weten we dat dit turf is. Overigens even over dat kweken: er zijn hier maar weinig menen die hun hele inkomen in de landbouw verdienen, maar veel inwoners telen wel voor eigen gebruik. In de 19e eeuw werd de aardappel hier geïntroduceerd en dat was voor de voedselvoorziening van de Faeröerders een grote sprong voorwaarts. Tot die tijd werd er graan geteeld om in de koolhydraatbehoefte te voorzien, maar dat was veel bewerkelijker en mislukte ook vaak omdat het gedroogd moest worden en dat op de regenachtige Faeröer een hele uitdaging vormt. Maar terug naar ons ‘zondagmiddagwandelingetje’. Gadegeslagen door de schapen en de broedende vogels, waaronder zelfs een vrij grote roofvogel die ons vanachter een grote steen in de gaten houdt, bereiken we het eind van het pad waar inderdaad een schitterend uitzicht wacht. Compleet met uitstekende verrekijker -waar je geen muntje in hoeft te gooien want de meerkosten van een voorziening daarvoor wegen hier niet op tegen de opbrengst. De rotsen lopen hier loodrecht naar beneden en ook voor hekjes is er geen verdienmodel, dus het blijft altijd oppassen hier. Overigens staat er hier bij deze verrekijker wel een hekje, dus dat zegt wel wat. Je ziet hier overal in het landschap kleine en grote aardverschuivingen die kloven in het landschap slaan. Niet zo verwonderlijk met die veengrond en de vele regen die er valt. Zie ook de uitzending van Floortje op Stóra Dímun waar de jonge vrouw die het bedrijf van haar ouders heeft overgenomen tussen neus en lippen door even vertelt dat haar grootvader en overgrootvader, die daar dus al hun hele leven woonden en werkten en het terrein door en door kenden, allebei zijn overleden door van de rotsen te vallen. Zo gaat dat hier vaker vermoeden we.
Aan het eind van de Hvalbiartunnel gaat er een pad naar rechts naar de laatste kolenmijn die nog in werking is hier. De afnemers zijn huishoudens hier op Suðuroy. Wij laten de mijn voor wat hij is want er is nog meer te zien hier. Onder andere Hvalba dat een lange en veelbewogen geschiedenis kent en dat in 1629 geplunderd werd door 500 Turkse(!) zeerovers*. Zes mannen uit het dorp werden vermoord en 30 vrouwen en kinderen ontvoerd. Toen de achtergebleven inwoners het gevraagde losgeld niet konden betalen zijn die meegenomen en in Noord Afrika als slaven verkocht. Welke Griekse geleerde zei ook al weer dat er niets nieuws onder de zon is..? Of was dat Prediker? In dit soort dingen ben ik niet zo goed. Maar overigens bleek ook toen boontje al om zijn loontje te komen, want nog datzelfde jaar vergingen er hier 2 piratenschepen voor de kust, waarvan er een in de 90-er jaren bij een storm blootgelegd werd op het ‘strand’. Niets meer van te zien helaas. Hvalba ligt op een landengte die zo smal en zo laag is dat je hier aan 2 kanten de zee kunt bereiken. Gunstig voor de visvangst uiteraard en vandaar dat het hier al 1000 jaar bewoond is. En blijkbaar is het nog steeds aantrekkelijk om je hier te vestigen, want er is hier een nieuwbouwprojectje aan de gang, compleet met busjes die net als bij ons overal hinderlijk in de weg staan. Na nog een tunnel bereiken we het noordelijkste plaatsje van het eiland, Sandvik. Ook hier zijn bloederige taferelen geweest die in de Faeröer Saga zijn beschreven. Wij rijden zoals onze gewoonte is door tot het alleruiterste eind van de het pad bij een klein haventje. Was er in Hvalba nog wel enig leven op straat, hier lijkt het uitgestorven. Echt het einde van de wereld. Op mijn kaartenapp zie ik dat er ook hier een weg gaat naar de westkust. Die blijkt zelfs een echte straatnaam te hebben: Oyggjarvegurin. Die rijden we in tot een verlaten boerderij. We stappen uit en lopen het laatste, toch nog vrij lange stuk, tot hij een laatste haarspeld naar links maakt en weer van de kust afbuigt. Storm mee (uit het oosten dus) opmerkelijk genoeg. Als we boven staan komt ons een wandelaar achterop, Stanislaus uit Kiev, Oekraïne, die ons aanspreekt en vraagt of hij via hier terug kan naar Hvalba. Ik laat op mijn kaartenapp zien dat dat niet kan. Hij wil tot het einde lopen om foto’s te maken en vraagt of hij met ons mee mag rijden tot de kolenmijn. Hij heeft onze bus beneden al zien staan. Onderweg vertelt hij over zijn belevenissen hier. Hij heeft een tentje bij zich en een slaapzak in een kleine rugzak. Hij trekt van hot naar her, heeft geen speciaal plan, maar gaat waar liftgevers hem mee naartoe willen nemen. Vanavond wil hij gaan zwemmen in de oceaan bij Sumba, op de zuidpunt van Suðuroy.
Inmiddels is het betrokken en begint het mistig e worden. We rijden desondanks in Tvøroyri toch nog even door om de basaltformaties te zien die zich langs de kant van de weg langs de fjord even buiten het dorp bevinden en die we vanaf de veerboot al gezien hebben. We eten een boterham op onze kamer en in inmiddels regent het. Omdat het –zelfs in Hotel Tvøroyri- nog lang geen etenstijd is rijden we nog even weer naar Vágur, waar de hoofdvestiging van Sirri zou zijn, het eerder al genoemde bedrijf dat Faeröerse truien en andere brei-artikelen verkoopt. Daar aangekomen blijkt in het pand een café te zitten. Naar later blijkt heeft de Sirri-winkel inmiddels zijn intrek genomen in een van de winkelpercelen onder het Hafnia Hotel in Tóshavn. Daar is de exposure natuurlijk veel beter, dus geef ze eens ongelijk! Hoewel het inmiddels behoorlijk regent rijden we ook hier nog even alle weggetjes naar boven in en zien vanuit de verte in de mist de klif waar we gisteren om deze tijd bovenop stonden. Niemand die er vreemd van opkijkt dat we die weggetjes inrijden en dankzij mijn kaartenapp kan ik zien hoe ver het doorloopt, waar het eindigt en waar er gekeerd kan worden. In dichte mist rijden we terug naar Tvøroyri waar we de enigen zijn die in het hotel een warme maaltijd nuttigen. Weer rundvlees met aardappelen en hier zelfs een bakje sla. We hebben hier nog geen varkensvlees gehad, terwijl het rundvlees ook ingevoerd zal zijn uit Denemarken. De Faeröer-aardappelen smaken overigens zeer goed!

*Zie voor info over dit soort praktijken ook het lemma ‘Barbarijse zeerovers’ op Wikipedia.

H. Prins

14 chapters

16 Apr 2020

Suðuroy

June 21, 2017

|

Tvøroyri

Hoewel er voor vandaag grijs weer voorspeld wordt en later op de dag zelfs regen, is het als we opstaan toch nog een beetje zonnig en we vertrekken dus direct na het ontbijt om de noordpunt van Suðuroy te gaan ontdekken. Uit onze reisgids weten we dat er vlak voordat we de Hvalbiartunnel inrijden, een pad naar links gaat en dat ons daar aan het eind weer een – hoe kan het anders- ‘traumhaften Ausblick’ op de westkust te wachten staat, waarbij o.a. in zuidelijke richting de ‘indmark’ van Fámjin (het dorp met de honden waar we gisteren waren) te zien is. Het wordt met een bordje aangeduid als ‘Kikarin’. Onze Diplom Geograph omschrijft het als een ‘Sontagsspaziergang’, dus zelfs voor mij moet het te doen zijn, maar de wandelstok gaat voor de zekerheid wel mee. Nadat het pad van een verhard tractorspoor is overgegaan in een met kleine paaltjes gemarkeerde route voelt de ondergrond zacht en verend aan. Er ligt hier op de Faeröer een dunne laag veenachtige grond op het basalt waar ze uit bestaan. Er wordt hier overal ook nog turf gedroogd. Bij ieder dorp zien we wel zo’n veldje met uitgestoken en omgekeerde plaggen liggen. Aanvankelijk dachten we dat dit een soort ‘bedden’ waren waar groente op gekweekt werd, maar dankzij onze gids en eigen nadere beschouwing weten we dat dit turf is. Overigens even over dat kweken: er zijn hier maar weinig menen die hun hele inkomen in de landbouw verdienen, maar veel inwoners telen wel voor eigen gebruik. In de 19e eeuw werd de aardappel hier geïntroduceerd en dat was voor de voedselvoorziening van de Faeröerders een grote sprong voorwaarts. Tot die tijd werd er graan geteeld om in de koolhydraatbehoefte te voorzien, maar dat was veel bewerkelijker en mislukte ook vaak omdat het gedroogd moest worden en dat op de regenachtige Faeröer een hele uitdaging vormt. Maar terug naar ons ‘zondagmiddagwandelingetje’. Gadegeslagen door de schapen en de broedende vogels, waaronder zelfs een vrij grote roofvogel die ons vanachter een grote steen in de gaten houdt, bereiken we het eind van het pad waar inderdaad een schitterend uitzicht wacht. Compleet met uitstekende verrekijker -waar je geen muntje in hoeft te gooien want de meerkosten van een voorziening daarvoor wegen hier niet op tegen de opbrengst. De rotsen lopen hier loodrecht naar beneden en ook voor hekjes is er geen verdienmodel, dus het blijft altijd oppassen hier. Overigens staat er hier bij deze verrekijker wel een hekje, dus dat zegt wel wat. Je ziet hier overal in het landschap kleine en grote aardverschuivingen die kloven in het landschap slaan. Niet zo verwonderlijk met die veengrond en de vele regen die er valt. Zie ook de uitzending van Floortje op Stóra Dímun waar de jonge vrouw die het bedrijf van haar ouders heeft overgenomen tussen neus en lippen door even vertelt dat haar grootvader en overgrootvader, die daar dus al hun hele leven woonden en werkten en het terrein door en door kenden, allebei zijn overleden door van de rotsen te vallen. Zo gaat dat hier vaker vermoeden we.
Aan het eind van de Hvalbiartunnel gaat er een pad naar rechts naar de laatste kolenmijn die nog in werking is hier. De afnemers zijn huishoudens hier op Suðuroy. Wij laten de mijn voor wat hij is want er is nog meer te zien hier. Onder andere Hvalba dat een lange en veelbewogen geschiedenis kent en dat in 1629 geplunderd werd door 500 Turkse(!) zeerovers*. Zes mannen uit het dorp werden vermoord en 30 vrouwen en kinderen ontvoerd. Toen de achtergebleven inwoners het gevraagde losgeld niet konden betalen zijn die meegenomen en in Noord Afrika als slaven verkocht. Welke Griekse geleerde zei ook al weer dat er niets nieuws onder de zon is..? Of was dat Prediker? In dit soort dingen ben ik niet zo goed. Maar overigens bleek ook toen boontje al om zijn loontje te komen, want nog datzelfde jaar vergingen er hier 2 piratenschepen voor de kust, waarvan er een in de 90-er jaren bij een storm blootgelegd werd op het ‘strand’. Niets meer van te zien helaas. Hvalba ligt op een landengte die zo smal en zo laag is dat je hier aan 2 kanten de zee kunt bereiken. Gunstig voor de visvangst uiteraard en vandaar dat het hier al 1000 jaar bewoond is. En blijkbaar is het nog steeds aantrekkelijk om je hier te vestigen, want er is hier een nieuwbouwprojectje aan de gang, compleet met busjes die net als bij ons overal hinderlijk in de weg staan. Na nog een tunnel bereiken we het noordelijkste plaatsje van het eiland, Sandvik. Ook hier zijn bloederige taferelen geweest die in de Faeröer Saga zijn beschreven. Wij rijden zoals onze gewoonte is door tot het alleruiterste eind van de het pad bij een klein haventje. Was er in Hvalba nog wel enig leven op straat, hier lijkt het uitgestorven. Echt het einde van de wereld. Op mijn kaartenapp zie ik dat er ook hier een weg gaat naar de westkust. Die blijkt zelfs een echte straatnaam te hebben: Oyggjarvegurin. Die rijden we in tot een verlaten boerderij. We stappen uit en lopen het laatste, toch nog vrij lange stuk, tot hij een laatste haarspeld naar links maakt en weer van de kust afbuigt. Storm mee (uit het oosten dus) opmerkelijk genoeg. Als we boven staan komt ons een wandelaar achterop, Stanislaus uit Kiev, Oekraïne, die ons aanspreekt en vraagt of hij via hier terug kan naar Hvalba. Ik laat op mijn kaartenapp zien dat dat niet kan. Hij wil tot het einde lopen om foto’s te maken en vraagt of hij met ons mee mag rijden tot de kolenmijn. Hij heeft onze bus beneden al zien staan. Onderweg vertelt hij over zijn belevenissen hier. Hij heeft een tentje bij zich en een slaapzak in een kleine rugzak. Hij trekt van hot naar her, heeft geen speciaal plan, maar gaat waar liftgevers hem mee naartoe willen nemen. Vanavond wil hij gaan zwemmen in de oceaan bij Sumba, op de zuidpunt van Suðuroy.
Inmiddels is het betrokken en begint het mistig e worden. We rijden desondanks in Tvøroyri toch nog even door om de basaltformaties te zien die zich langs de kant van de weg langs de fjord even buiten het dorp bevinden en die we vanaf de veerboot al gezien hebben. We eten een boterham op onze kamer en in inmiddels regent het. Omdat het –zelfs in Hotel Tvøroyri- nog lang geen etenstijd is rijden we nog even weer naar Vágur, waar de hoofdvestiging van Sirri zou zijn, het eerder al genoemde bedrijf dat Faeröerse truien en andere brei-artikelen verkoopt. Daar aangekomen blijkt in het pand een café te zitten. Naar later blijkt heeft de Sirri-winkel inmiddels zijn intrek genomen in een van de winkelpercelen onder het Hafnia Hotel in Tóshavn. Daar is de exposure natuurlijk veel beter, dus geef ze eens ongelijk! Hoewel het inmiddels behoorlijk regent rijden we ook hier nog even alle weggetjes naar boven in en zien vanuit de verte in de mist de klif waar we gisteren om deze tijd bovenop stonden. Niemand die er vreemd van opkijkt dat we die weggetjes inrijden en dankzij mijn kaartenapp kan ik zien hoe ver het doorloopt, waar het eindigt en waar er gekeerd kan worden. In dichte mist rijden we terug naar Tvøroyri waar we de enigen zijn die in het hotel een warme maaltijd nuttigen. Weer rundvlees met aardappelen en hier zelfs een bakje sla. We hebben hier nog geen varkensvlees gehad, terwijl het rundvlees ook ingevoerd zal zijn uit Denemarken. De Faeröer-aardappelen smaken overigens zeer goed!

*Zie voor info over dit soort praktijken ook het lemma ‘Barbarijse zeerovers’ op Wikipedia.

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2025 Travel Diaries. All rights reserved.