Faeröer - 2017

Als we opstaan regent het nog steeds en het is somber en grijs. Na het uitchecken rijden we eerst nog even langs de Christianskerk. We komen er steeds langs als we naar ons hotel gaan en in onze reisgids hebben we gelezen dat het de moeite waard is. Het is een enorme kerk met 1000 zitplaatsen, in 1963 gebouwd door een Deense Architect die zich daarbij heeft laten inspireren door de ruïne van de St Magnus Kathedraal in Kirkjubøur. Het is ook een van de weinige die niet op slot is en die je gewoon kunt bezoeken. Aan het plafond hangt de oude boot waarmee de dominee voorheen de afgelegen dorpen bezocht. Een gewoonte die we meer tegenkomen op de Faeröer. We voelen ons een beetje gegeneerd want er staat een kist, er gaat waarschijnlijk een begrafenisdienst plaatsvinden, en we kunnen het beroemde altaarstuk uit 1901, afkomstig uit de kathedraal van Viborg, niet van dichtbij bekijken, maar de aanwezige vrijwilligers beduiden ons dat we niet weg moeten gaan en dirigeren ons het souterrain in (de ‘crypte’), waar zich een grote zaal bevindt die overduidelijk de functie van ‘verenigingsgebouw’ heeft en waar aan lange tafels gedekt is voor een lunch (met soep want er zijn diepe borden en lepels), waarschijnlijk voor de begrafenisgasten. Maar dat is niet waarvoor wij hier naartoe zijn gestuurd. Hier hangt sinds 2013 een 10-tal schitterende door de Klaksvikse kunstenaar Edward Fuglø gemaakte cirkelvormige (ø 135 cm) houten kunstwerken gemaakt van dunne plankjes berkenhout die het leven van Jezus van Nazareth uitbeelden. Van de Aankondiging tot en met de Hemelvaart. Wellicht is onze Diplom-Geograph een principiële katholiek die geen protestantse kerken bezoekt, want dit staat niet in zijn voor het overige zeer ‘gründliche’ reisgids. Wie Klaksvik bezoekt moet er zeker gaan kijken!

Voordat we weer terug door de tunnel richting Eysturoy gaan, rijden we eerst nog even een stukje langs de fjord aan de andere kant van de landengte waar Klaksvik op ligt. Klaksvik wil zich net als Tórshavn graag profileren als ‘Port of Call’ voor cruiseschepen en we weten dat op zondag 2 juli de Adonia van P&O Cruises hier wordt verwacht. We kunnen ons er vooralsnog geen voorstelling bij maken en vragen ons af hoe dat zal gaan hier met een schip waar zo’n 700 passagiers en 350 bemanningsleden op varen.

Terug door de tunnel dus naar Eysturoy. Nog steeds in de stromende regen. Het is maar 45 km naar onze volgende bestemming Gjógv, dus we hebben alle tijd. Net als tijdens onze eerste Corsica-vakanties rijden we ook nu zoveel mogelijke ‘witte weggetjes’ in en die brengen ons vandaag o.a. in Fuglafjordur, een bloeiend visserijcentrum en een uurtje later in Elduvik, een klein dorpje waar de tijd lijkt stil te staan. Het doet sterk denken aan plaatsen als Urk, Schokland en Marken in de tijd dat ik jong was en ze nog niet ontdekt waren door het toerisme. Geen levende ziel te bekennen hier, maar desondanks is het overduidelijk dat hier er hier geleefd wordt. Alles zit strak in de lak (moet ook wel, met die noordenwinden die gestaag al die eerder genoemde polaire luchtmassa’s aanvoeren) en er is zelfs een B&B. Inmiddels schijnt de zon en dan ziet alles er sowieso anders uit. Onze gids Arnold uit Tórshavn had ons maandag al verteld dat de Deense overheid op de Faeröer niet meer de fouten wil maken die ze in de 60-er jaren op Groenland hebben gemaakt. Kosten noch moeite worden gespaard om het de plaatselijke bevolking mogelijk te maken daar te blijven wonen waar hun familiegeschiedenis ligt. Het openbaar vervoer is goedkoop, het onderwijs wordt verzorgd, ook als er slechts 2 kinderen in het dorp/op het eiland wonen (zie o.a. Floortje Dessing https://www.npo.nl/floortje-naar-het-einde-van-de-wereld/12-08-2014/BNN_101362915 ) en eenmaal per jaar overlegt de Deense overheid met vertegenwoordigers van afgelegen dorpen en streken om in beeld te krijgen waar er behoefte aan is. We kunnen het vergelijken en we kunnen bevestigen dat het hier goed gelukt is. Geen tekenen van alcoholisme hier en een zeer positieve en tevreden bevolking.

Via Funningur (ook leuk, maar minder vrolijk gekleurd als Elduvik) rijden we eerst nog maar even over de pas bij de hoogste berg Slættaratindur die zelf 880 m is. Het aangeven van de pashoogte op een bodje langs de kant van de weg is geen issue hier op de Faeröer, maar gelukkig heeft Kees daar een app voor en hij geeft desgevraagd door dat de pas 429 m is. Via deze pas bereiken we Eiði dat we eerder deze week al hebben zien liggen vanuit het dorp van onze wafelbakker. Tijdens de spectaculaire afdaling zien we ook Risin en Kellingin weer liggen. Met uitzondering van de hoofdwegen zijn alle wegen hier eenbaans en dat vereist aandacht bij het passeren van tegenliggers. Inhalen is hier geen issue trouwens. Ik kan me niet herinneren dat we dat hier al meegemaakt hebben. Ook in de hoofdstad niet. Het leven gaat hier echt in een andere versnelling. In Eiði kunnen we met eigen ogen op een grote parkeerplaats zien hoe de viskweekvijvers gemaakt worden die hier overal in de fjorden drijven. Van bovenaf ziet het er allemaal klein en overzichtelijk uit maar hier blijkt hoe groot en robuust dergelijke installaties zijn. Erg leuk om het met eigen ogen van zo dichtbij gezien te hebben.

Inmiddels is het een uur of 4 en rijden we op ons gemak de pas weer over om bovenop linksaf te slaan naar onze volgende bestemming Gjógv, waar we een kamer hebben in Guesthouse Gjáargardur. Gjógv is het dorp dat op alle toeristische foto’s van de Faeröer prominent voorkomt. De naam Gjógv betekent ‘rotskloof’ en dat is ook waar het hier van oudsher om draait. Een 200 meter lange rotskloof die een natuurlijke haven vormt. Spectaculair! Nadat we zijn ingecheckt gaan we direct op pad om het met eigen ogen te gaan bekijken. Alles is hier op loopafstand, maar dat hadden jullie vast al wel begrepen. Bovenaan de haven staat een bankje dat ‘Mary’s Bank’ heet en van waaraf je een perfect zicht heb op de havenkloof. Van Wikipedia weten we inmiddels dat deze bank in 2005 door de plaatselijke bevolking daar is geplaatst ter gelegenheid van het bezoek dat Kroonprins Frederik en Prinses Mary aan Gjógv brachten. Prinses Mary mocht als eerste op de bank plaatsnemen. Dat wist onze Diplom-Geograph dan weer niet! We laten het bankje overigens voor wat het is en dalen de hele boothelling af tot beneden aan toe. Van hier af heb je goed zicht op de vogelrotsen en we spotten zelfs een paar papegaaiduikers die hier aan het broeden zijn.

Ons guesthouse is trouwens de spil van het dorp. Voor ingewijden: vergelijkbaar met Graaten in Sjusjøen en de Knutholmen in Kalvåg. Vroeger schijnt het een jeugdherberg geweest te zijn, maar tegenwoordig is het een eenvoudig hotel waar je ook (prima) kunt eten. Behalve het hotel/guesthouse/restaurant baten zij ook de plaatselijke camping en de kiosk bij het haventje uit en verkopen zij Faeröerse truien en schapenvachten! En dat alles met een perfecte efficiëntie en hartelijke gastvrijheid.

Vanwege de aantrekkingskracht die het haventje heeft komen hier tegenwoordig ook bussen met toeristen en die moeten natuurlijk ook gevoed worden. Tussen de middag is het hier dan ook een drukte van belang met wandelaars van divers kaliber, zonder dat het overigens de indruk wekt dat het toerisme de boel hier aan het verpesten is. De weg vanaf de pas is vooralsnog eenbaans en het aantal zitplaatsen in het restaurant van de Gjáargardur is wat het is. Gelukkig is Gjógv dan ook nog niet opgenomen in het excursieprogramma van de ‘Mein Schiff 1’ van TUI Cruises (2000 passagiers) die volgende week donderdag de Faeröer met een bezoek zal komen vereren.

Morgen gaan we het pad omhoog bij het haventje maar eens verkennen!

H. Prins

14 chapters

16 Apr 2020

Eysturoy

June 15, 2017

|

Gjógv

Als we opstaan regent het nog steeds en het is somber en grijs. Na het uitchecken rijden we eerst nog even langs de Christianskerk. We komen er steeds langs als we naar ons hotel gaan en in onze reisgids hebben we gelezen dat het de moeite waard is. Het is een enorme kerk met 1000 zitplaatsen, in 1963 gebouwd door een Deense Architect die zich daarbij heeft laten inspireren door de ruïne van de St Magnus Kathedraal in Kirkjubøur. Het is ook een van de weinige die niet op slot is en die je gewoon kunt bezoeken. Aan het plafond hangt de oude boot waarmee de dominee voorheen de afgelegen dorpen bezocht. Een gewoonte die we meer tegenkomen op de Faeröer. We voelen ons een beetje gegeneerd want er staat een kist, er gaat waarschijnlijk een begrafenisdienst plaatsvinden, en we kunnen het beroemde altaarstuk uit 1901, afkomstig uit de kathedraal van Viborg, niet van dichtbij bekijken, maar de aanwezige vrijwilligers beduiden ons dat we niet weg moeten gaan en dirigeren ons het souterrain in (de ‘crypte’), waar zich een grote zaal bevindt die overduidelijk de functie van ‘verenigingsgebouw’ heeft en waar aan lange tafels gedekt is voor een lunch (met soep want er zijn diepe borden en lepels), waarschijnlijk voor de begrafenisgasten. Maar dat is niet waarvoor wij hier naartoe zijn gestuurd. Hier hangt sinds 2013 een 10-tal schitterende door de Klaksvikse kunstenaar Edward Fuglø gemaakte cirkelvormige (ø 135 cm) houten kunstwerken gemaakt van dunne plankjes berkenhout die het leven van Jezus van Nazareth uitbeelden. Van de Aankondiging tot en met de Hemelvaart. Wellicht is onze Diplom-Geograph een principiële katholiek die geen protestantse kerken bezoekt, want dit staat niet in zijn voor het overige zeer ‘gründliche’ reisgids. Wie Klaksvik bezoekt moet er zeker gaan kijken!

Voordat we weer terug door de tunnel richting Eysturoy gaan, rijden we eerst nog even een stukje langs de fjord aan de andere kant van de landengte waar Klaksvik op ligt. Klaksvik wil zich net als Tórshavn graag profileren als ‘Port of Call’ voor cruiseschepen en we weten dat op zondag 2 juli de Adonia van P&O Cruises hier wordt verwacht. We kunnen ons er vooralsnog geen voorstelling bij maken en vragen ons af hoe dat zal gaan hier met een schip waar zo’n 700 passagiers en 350 bemanningsleden op varen.

Terug door de tunnel dus naar Eysturoy. Nog steeds in de stromende regen. Het is maar 45 km naar onze volgende bestemming Gjógv, dus we hebben alle tijd. Net als tijdens onze eerste Corsica-vakanties rijden we ook nu zoveel mogelijke ‘witte weggetjes’ in en die brengen ons vandaag o.a. in Fuglafjordur, een bloeiend visserijcentrum en een uurtje later in Elduvik, een klein dorpje waar de tijd lijkt stil te staan. Het doet sterk denken aan plaatsen als Urk, Schokland en Marken in de tijd dat ik jong was en ze nog niet ontdekt waren door het toerisme. Geen levende ziel te bekennen hier, maar desondanks is het overduidelijk dat hier er hier geleefd wordt. Alles zit strak in de lak (moet ook wel, met die noordenwinden die gestaag al die eerder genoemde polaire luchtmassa’s aanvoeren) en er is zelfs een B&B. Inmiddels schijnt de zon en dan ziet alles er sowieso anders uit. Onze gids Arnold uit Tórshavn had ons maandag al verteld dat de Deense overheid op de Faeröer niet meer de fouten wil maken die ze in de 60-er jaren op Groenland hebben gemaakt. Kosten noch moeite worden gespaard om het de plaatselijke bevolking mogelijk te maken daar te blijven wonen waar hun familiegeschiedenis ligt. Het openbaar vervoer is goedkoop, het onderwijs wordt verzorgd, ook als er slechts 2 kinderen in het dorp/op het eiland wonen (zie o.a. Floortje Dessing https://www.npo.nl/floortje-naar-het-einde-van-de-wereld/12-08-2014/BNN_101362915 ) en eenmaal per jaar overlegt de Deense overheid met vertegenwoordigers van afgelegen dorpen en streken om in beeld te krijgen waar er behoefte aan is. We kunnen het vergelijken en we kunnen bevestigen dat het hier goed gelukt is. Geen tekenen van alcoholisme hier en een zeer positieve en tevreden bevolking.

Via Funningur (ook leuk, maar minder vrolijk gekleurd als Elduvik) rijden we eerst nog maar even over de pas bij de hoogste berg Slættaratindur die zelf 880 m is. Het aangeven van de pashoogte op een bodje langs de kant van de weg is geen issue hier op de Faeröer, maar gelukkig heeft Kees daar een app voor en hij geeft desgevraagd door dat de pas 429 m is. Via deze pas bereiken we Eiði dat we eerder deze week al hebben zien liggen vanuit het dorp van onze wafelbakker. Tijdens de spectaculaire afdaling zien we ook Risin en Kellingin weer liggen. Met uitzondering van de hoofdwegen zijn alle wegen hier eenbaans en dat vereist aandacht bij het passeren van tegenliggers. Inhalen is hier geen issue trouwens. Ik kan me niet herinneren dat we dat hier al meegemaakt hebben. Ook in de hoofdstad niet. Het leven gaat hier echt in een andere versnelling. In Eiði kunnen we met eigen ogen op een grote parkeerplaats zien hoe de viskweekvijvers gemaakt worden die hier overal in de fjorden drijven. Van bovenaf ziet het er allemaal klein en overzichtelijk uit maar hier blijkt hoe groot en robuust dergelijke installaties zijn. Erg leuk om het met eigen ogen van zo dichtbij gezien te hebben.

Inmiddels is het een uur of 4 en rijden we op ons gemak de pas weer over om bovenop linksaf te slaan naar onze volgende bestemming Gjógv, waar we een kamer hebben in Guesthouse Gjáargardur. Gjógv is het dorp dat op alle toeristische foto’s van de Faeröer prominent voorkomt. De naam Gjógv betekent ‘rotskloof’ en dat is ook waar het hier van oudsher om draait. Een 200 meter lange rotskloof die een natuurlijke haven vormt. Spectaculair! Nadat we zijn ingecheckt gaan we direct op pad om het met eigen ogen te gaan bekijken. Alles is hier op loopafstand, maar dat hadden jullie vast al wel begrepen. Bovenaan de haven staat een bankje dat ‘Mary’s Bank’ heet en van waaraf je een perfect zicht heb op de havenkloof. Van Wikipedia weten we inmiddels dat deze bank in 2005 door de plaatselijke bevolking daar is geplaatst ter gelegenheid van het bezoek dat Kroonprins Frederik en Prinses Mary aan Gjógv brachten. Prinses Mary mocht als eerste op de bank plaatsnemen. Dat wist onze Diplom-Geograph dan weer niet! We laten het bankje overigens voor wat het is en dalen de hele boothelling af tot beneden aan toe. Van hier af heb je goed zicht op de vogelrotsen en we spotten zelfs een paar papegaaiduikers die hier aan het broeden zijn.

Ons guesthouse is trouwens de spil van het dorp. Voor ingewijden: vergelijkbaar met Graaten in Sjusjøen en de Knutholmen in Kalvåg. Vroeger schijnt het een jeugdherberg geweest te zijn, maar tegenwoordig is het een eenvoudig hotel waar je ook (prima) kunt eten. Behalve het hotel/guesthouse/restaurant baten zij ook de plaatselijke camping en de kiosk bij het haventje uit en verkopen zij Faeröerse truien en schapenvachten! En dat alles met een perfecte efficiëntie en hartelijke gastvrijheid.

Vanwege de aantrekkingskracht die het haventje heeft komen hier tegenwoordig ook bussen met toeristen en die moeten natuurlijk ook gevoed worden. Tussen de middag is het hier dan ook een drukte van belang met wandelaars van divers kaliber, zonder dat het overigens de indruk wekt dat het toerisme de boel hier aan het verpesten is. De weg vanaf de pas is vooralsnog eenbaans en het aantal zitplaatsen in het restaurant van de Gjáargardur is wat het is. Gelukkig is Gjógv dan ook nog niet opgenomen in het excursieprogramma van de ‘Mein Schiff 1’ van TUI Cruises (2000 passagiers) die volgende week donderdag de Faeröer met een bezoek zal komen vereren.

Morgen gaan we het pad omhoog bij het haventje maar eens verkennen!

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2025 Travel Diaries. All rights reserved.