Faeröer - 2017

Terwijl ons vanuit Nederland berichten bereiken over hitteplannen en treinvertragingen vanwege de hoge temperaturen doen we het hier op de Faeröer met een bescheiden 9-11 graden en dat bevalt eigenlijk wel prima We hebben onze regenjacks tot nu toe slechts 1 keer aangehad en de paraplu is ook nog maar een of twee keer nodig geweest. We worden ook vandaag weer vroeg gewekt door de zon die uitbundig naar binnen schijnt in onze kamer. Dit keer hebben we Zweedse medebewoners in onze B&B. Een stel 50-ers met een dochter van 20. Groot voordeel van een B&B is dat je direct contact heb met de andere gasten. Deze keer hebben we aan de ontbijttafel een uitgebreid gesprek over de Faeröer, Zweden, Scandinavië in het algemeen, de ski- en schaatsmogelijkheden en de overeenkomsten en verschillen tussen onze landen. Ook hebben we het over het milieu en de klimaatverandering, duurzame energie etc.. Voor we er erg in hebben is het 10 uur en moeten we opschieten met inpakken wat we willen de afvaart naar Suðuroy niet missen. Voordat we kunnen vertrekken moeten we ook nog wat in het gastenboek schrijven en ik raak aan de praat met de gastvrouw, Nicolina. Ze vertelt me dat ze op 1 juli 50 jaar getrouwd zijn en dan met hun 3 kinderen met aanhang en 9 kleinkinderen voor een lang weekend naar Denemarken en Zweden gaan. Toen ze 25 jaar getrouwd waren zijn ze zo naar Kreta geweest. En in september, als het seizoen afgelopen is, gaan ze voor 2 weken naar Spanje. Krasse 70-ers zijn het, die prima Engels spreken. Ik vermoed dat het geld dat ze met de B&B verdienen voor dit soort dingen is bestemd. En gelijk hebben ze! Ik moet nog even mee naar boven om te kijken hoe ze daar zelf wonen en sta versteld van het panoramisch uitzicht over de stad en de fjord. Met zo’n uitzicht heb je geen schilderijen aan de muur meer nodig. Ook hier vallen me de fraaie Deense design objecten weer op waar het interieur van voorzien is. Op het dressoir staan een paar zilveren Georg Jensen schaaltjes en ook de lampen zijn van een beroemd Deense ontwerp. Dit soort spullen koop je hier bij wijze van spreken bij de plaatselijke supermarkt of bouwmarkt. Vooral de vanzelfsprekendheid van het hebben van dit soort mooie dingen maakt me jaloers. In Nederland kun je dit alleen nog via internet kopen, niet eerst met eigen ogen zien en met je handen aanraken voor je besluit je geld eraan uit te geven. Zeker nu Mobach in Utrecht er ook al mee opgehouden is.

Maar goed, op naar Suðuroy dus, na eerst in de stad nog even koffie gedronken te hebben bij ‘H. N. Jacobsens Bókhandil’ annex ‘Paname Café’, de boektempel van Thórshavn volgens onze gids Arnold van vorige week maandag. Na 2 uur varen, waarbij we o.a. ons fietseiland van gisteren van de andere kant kunnen bewonderen en langs Stóra Dímun varen (bewoond door 2 families waaronder 3 kinderen – Zie Floortje naar het einde van de wereld van 12-08-2014) arriveren we op Suðuroy, waar we direct op pad gaan om het eiland te verkennen want voor morgen wordt er regen voorspeld en dan ziet het er natuurlijk minder uitbundig uit. We volgen de route uit onze reisgids en rijden uiteraard ook alle zijweggetjes in. Zo belanden we o.a. via een schitterende bergpas in Fámjins aan de westkant van het eiland waar in de kerk –opnieuw volgens onze reisgids- de ‘oervlag’ van de Faeröer wordt bewaard. Volgens de overlevering is deze in het begin van de 20e eeuw gemaakt door 2 jongens van de Faeröer die in Kopenhagen studeerden en is daarbij een beddenlaken als ondergrond gebruikt. Tot dan toe hadden de Faeröer een onofficiële vlag met (zeer toepasselijk) iets schaapachtigs erop, maar officieel vielen ze natuurlijk onder de Deense vlag. Toen de Britten in 1940 de Faeröer bezetten, verboden zij de Deense vlag (Denemarken was bezet door Duitsland) en kwam de vlag met de witte ondergrond (geen beddenlaken natuurlijk, maar symbool voor de heldere hemel boven de eilanden) en het rood/blauwe kruis goed van pas als nationale vlag. De kerk is uiteraard op slot en door de ramen kunnen wij hem helaas niet zien, maar toch. Als we de auto bij het haventje parkeren komen er 4 honden aangerend waarvan er 1 een steen bij zich heeft waar overduidelijk mee gespeeld dient te worden. Kees herkent het signaal onmiddellijk en tot grote vreugde van de honden wordt de uitnodiging beantwoord. Hier ontmoeten we overigens ook nog weer een van de spaarzame koeien die we op de eilanden tegenkomen. Een jong stiertje aan een touw dit keer. Helaas voor de honden moeten we verder want er wacht nog meer moois. We omzeilen een tunnel bij Hov en rijden via de bergweg naar Vágur waar het eiland op z’n smalst is en we aan de westkant de spectaculaire basaltformaties zien. In de verte zien we bovenop ook mensen lopen en dankzij onze reisgids vinden we de weg -of eigenlijk meer een pad- daar naartoe. Het is dat we weten dat die weg naar een uitzichtpunt leidt, anders waren we er vast niet ingereden. Hij is smal en slecht, maar de rit naar boven wordt andermaal beloond ‘mit einen traumhaften Ausblick’ over de spectaculaire westkust. We rijden (uiteraard) helemaal door tot het eind van het eiland, het dorpje Sumba op de meest zuidelijke punt. Tot 1997 kon Sumba alleen over een kronkelige bergweg bereikt worden, maar ook hier heeft de Deense overheid geïnvesteerd in de aanleg van een tunnel (200 mio DKK) om de ca 260 inwoners in de gelegenheid te stellen daar te blijven wonen waar hun families al honderden jaren gesetteld zijn. Het dorp ademt de sfeer uit van tijden die voor ons allang voorbij zijn, met een vanzelfsprekendheid die je alleen kunt voelen als je er zelf geweest bent. Middenin het dorp treffen we er aan de zeekant een indrukwekkend monument aan met bordjes met de namen van dorpsbewoners die ‘in zee gebleven’ zijn. Het eerste dateert van 1804 en het laatste van 2016. Omdat we ons inmiddels wel heel ver verwijderd voelen van Tvøroyri, onze bestemming voor de laatste 2 dagen van ons verblijf hier, rijden we niet tot het alleruiterste puntje door en keren we om. Kees denkt dat het wel een uur rijden is, maar 20 minuten later hebben we om 18:30 u. onze bestemming, Hotel Tvøroyri, bereikt. De receptie van het hotel blijkt niet meer bemenst te zijn op dit ‘late’ uur en we vinden de sleutel van onze kamer met een plakbriefje met onze namen op de balie. Het restaurant waarover het hotel zou beschikken blijkt alleen in maaltijden te kunnen voorzien als je uiterlijk rond lunchtijd aan de staf hebt doorgegeven dat je ’s avonds een warme maaltijd wilt nuttigen en de belendende Pizzaria blijkt alleen in het weekend open te zijn. Voor de 2e keer deze vakantie arrangeren we zelf een avondmaaltijd. Dit keer met cup noodles uit de plaatselijke supermarkt. Morgenochtend gaan we direct doorgeven dat we ’s avonds willen eten hier!

H. Prins

14 chapters

16 Apr 2020

Naar het zuiden

June 20, 2017

|

Tvøroyri

Terwijl ons vanuit Nederland berichten bereiken over hitteplannen en treinvertragingen vanwege de hoge temperaturen doen we het hier op de Faeröer met een bescheiden 9-11 graden en dat bevalt eigenlijk wel prima We hebben onze regenjacks tot nu toe slechts 1 keer aangehad en de paraplu is ook nog maar een of twee keer nodig geweest. We worden ook vandaag weer vroeg gewekt door de zon die uitbundig naar binnen schijnt in onze kamer. Dit keer hebben we Zweedse medebewoners in onze B&B. Een stel 50-ers met een dochter van 20. Groot voordeel van een B&B is dat je direct contact heb met de andere gasten. Deze keer hebben we aan de ontbijttafel een uitgebreid gesprek over de Faeröer, Zweden, Scandinavië in het algemeen, de ski- en schaatsmogelijkheden en de overeenkomsten en verschillen tussen onze landen. Ook hebben we het over het milieu en de klimaatverandering, duurzame energie etc.. Voor we er erg in hebben is het 10 uur en moeten we opschieten met inpakken wat we willen de afvaart naar Suðuroy niet missen. Voordat we kunnen vertrekken moeten we ook nog wat in het gastenboek schrijven en ik raak aan de praat met de gastvrouw, Nicolina. Ze vertelt me dat ze op 1 juli 50 jaar getrouwd zijn en dan met hun 3 kinderen met aanhang en 9 kleinkinderen voor een lang weekend naar Denemarken en Zweden gaan. Toen ze 25 jaar getrouwd waren zijn ze zo naar Kreta geweest. En in september, als het seizoen afgelopen is, gaan ze voor 2 weken naar Spanje. Krasse 70-ers zijn het, die prima Engels spreken. Ik vermoed dat het geld dat ze met de B&B verdienen voor dit soort dingen is bestemd. En gelijk hebben ze! Ik moet nog even mee naar boven om te kijken hoe ze daar zelf wonen en sta versteld van het panoramisch uitzicht over de stad en de fjord. Met zo’n uitzicht heb je geen schilderijen aan de muur meer nodig. Ook hier vallen me de fraaie Deense design objecten weer op waar het interieur van voorzien is. Op het dressoir staan een paar zilveren Georg Jensen schaaltjes en ook de lampen zijn van een beroemd Deense ontwerp. Dit soort spullen koop je hier bij wijze van spreken bij de plaatselijke supermarkt of bouwmarkt. Vooral de vanzelfsprekendheid van het hebben van dit soort mooie dingen maakt me jaloers. In Nederland kun je dit alleen nog via internet kopen, niet eerst met eigen ogen zien en met je handen aanraken voor je besluit je geld eraan uit te geven. Zeker nu Mobach in Utrecht er ook al mee opgehouden is.

Maar goed, op naar Suðuroy dus, na eerst in de stad nog even koffie gedronken te hebben bij ‘H. N. Jacobsens Bókhandil’ annex ‘Paname Café’, de boektempel van Thórshavn volgens onze gids Arnold van vorige week maandag. Na 2 uur varen, waarbij we o.a. ons fietseiland van gisteren van de andere kant kunnen bewonderen en langs Stóra Dímun varen (bewoond door 2 families waaronder 3 kinderen – Zie Floortje naar het einde van de wereld van 12-08-2014) arriveren we op Suðuroy, waar we direct op pad gaan om het eiland te verkennen want voor morgen wordt er regen voorspeld en dan ziet het er natuurlijk minder uitbundig uit. We volgen de route uit onze reisgids en rijden uiteraard ook alle zijweggetjes in. Zo belanden we o.a. via een schitterende bergpas in Fámjins aan de westkant van het eiland waar in de kerk –opnieuw volgens onze reisgids- de ‘oervlag’ van de Faeröer wordt bewaard. Volgens de overlevering is deze in het begin van de 20e eeuw gemaakt door 2 jongens van de Faeröer die in Kopenhagen studeerden en is daarbij een beddenlaken als ondergrond gebruikt. Tot dan toe hadden de Faeröer een onofficiële vlag met (zeer toepasselijk) iets schaapachtigs erop, maar officieel vielen ze natuurlijk onder de Deense vlag. Toen de Britten in 1940 de Faeröer bezetten, verboden zij de Deense vlag (Denemarken was bezet door Duitsland) en kwam de vlag met de witte ondergrond (geen beddenlaken natuurlijk, maar symbool voor de heldere hemel boven de eilanden) en het rood/blauwe kruis goed van pas als nationale vlag. De kerk is uiteraard op slot en door de ramen kunnen wij hem helaas niet zien, maar toch. Als we de auto bij het haventje parkeren komen er 4 honden aangerend waarvan er 1 een steen bij zich heeft waar overduidelijk mee gespeeld dient te worden. Kees herkent het signaal onmiddellijk en tot grote vreugde van de honden wordt de uitnodiging beantwoord. Hier ontmoeten we overigens ook nog weer een van de spaarzame koeien die we op de eilanden tegenkomen. Een jong stiertje aan een touw dit keer. Helaas voor de honden moeten we verder want er wacht nog meer moois. We omzeilen een tunnel bij Hov en rijden via de bergweg naar Vágur waar het eiland op z’n smalst is en we aan de westkant de spectaculaire basaltformaties zien. In de verte zien we bovenop ook mensen lopen en dankzij onze reisgids vinden we de weg -of eigenlijk meer een pad- daar naartoe. Het is dat we weten dat die weg naar een uitzichtpunt leidt, anders waren we er vast niet ingereden. Hij is smal en slecht, maar de rit naar boven wordt andermaal beloond ‘mit einen traumhaften Ausblick’ over de spectaculaire westkust. We rijden (uiteraard) helemaal door tot het eind van het eiland, het dorpje Sumba op de meest zuidelijke punt. Tot 1997 kon Sumba alleen over een kronkelige bergweg bereikt worden, maar ook hier heeft de Deense overheid geïnvesteerd in de aanleg van een tunnel (200 mio DKK) om de ca 260 inwoners in de gelegenheid te stellen daar te blijven wonen waar hun families al honderden jaren gesetteld zijn. Het dorp ademt de sfeer uit van tijden die voor ons allang voorbij zijn, met een vanzelfsprekendheid die je alleen kunt voelen als je er zelf geweest bent. Middenin het dorp treffen we er aan de zeekant een indrukwekkend monument aan met bordjes met de namen van dorpsbewoners die ‘in zee gebleven’ zijn. Het eerste dateert van 1804 en het laatste van 2016. Omdat we ons inmiddels wel heel ver verwijderd voelen van Tvøroyri, onze bestemming voor de laatste 2 dagen van ons verblijf hier, rijden we niet tot het alleruiterste puntje door en keren we om. Kees denkt dat het wel een uur rijden is, maar 20 minuten later hebben we om 18:30 u. onze bestemming, Hotel Tvøroyri, bereikt. De receptie van het hotel blijkt niet meer bemenst te zijn op dit ‘late’ uur en we vinden de sleutel van onze kamer met een plakbriefje met onze namen op de balie. Het restaurant waarover het hotel zou beschikken blijkt alleen in maaltijden te kunnen voorzien als je uiterlijk rond lunchtijd aan de staf hebt doorgegeven dat je ’s avonds een warme maaltijd wilt nuttigen en de belendende Pizzaria blijkt alleen in het weekend open te zijn. Voor de 2e keer deze vakantie arrangeren we zelf een avondmaaltijd. Dit keer met cup noodles uit de plaatselijke supermarkt. Morgenochtend gaan we direct doorgeven dat we ’s avonds willen eten hier!

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2025 Travel Diaries. All rights reserved.