Stage Tanzania

Ik loop inmiddels vijf weken stage, dus het wordt tijd om daar ook eens iets over te vertellen. Het was direct al duidelijk dat het er hier totaal anders aan toe gaat dan wat ik gewend ben vanuit Nederland en mijn stage in Duitsland.

Het Kabanga Hospital is een klein, missionaris ziekenhuis. Het heeft al jaren contact met de Hanzehogeschool en er komen elk jaar verpleegkundestudenten stage lopen. Een paar jaar geleden is er vanuit Nederlands initiatief fysiotherapie opgestart bij het ziekenhuis en heel af en toe zijn er nu ook Nederlandse fysiotherapiestudenten aan het werk.
Ik schat dat er tussen de honderd en honderdvijftig bedden beschikbaar zijn in het ziekenhuis. Er loopt echter heel veel personeel rond, vooral veel studenten van de verpleegkundeschool van Kabanga. Soms sta je wel met z’n vijftienen bij vier patiënten te koekeloeren (bijvoorbeeld bij de maturnity).
Er zijn een aantal verschillende afdelingen; de male ward, female ward, children ward, maturnity ward, eye clinic, private ward, isolation ward, reproductive and child health (RCH) en de eye clinic.
Er zit een nursing school bij het ziekenhuis, waar veel studenten uit Tanzania naartoe gaan. Het overgrote deel is jongen. In de eerste week heb ik me hier erg over verbaasd en verteld dat het in Nederland nog vaak als een vrouwelijk beroep gezien wordt. Dat vonden de studenten hier onzin. Veel jongens hadden eigenlijk de droom om arts te worden, maar konden dit door omstandigheden niet waarmaken. Op school wordt in het Engels les gegeven, dus de meeste studenten spreken dit redelijk.

eslyklein

20 chapters

16 Apr 2020

Het ziekenhuisleven

March 05, 2016

|

Kabanga

Ik loop inmiddels vijf weken stage, dus het wordt tijd om daar ook eens iets over te vertellen. Het was direct al duidelijk dat het er hier totaal anders aan toe gaat dan wat ik gewend ben vanuit Nederland en mijn stage in Duitsland.

Het Kabanga Hospital is een klein, missionaris ziekenhuis. Het heeft al jaren contact met de Hanzehogeschool en er komen elk jaar verpleegkundestudenten stage lopen. Een paar jaar geleden is er vanuit Nederlands initiatief fysiotherapie opgestart bij het ziekenhuis en heel af en toe zijn er nu ook Nederlandse fysiotherapiestudenten aan het werk.
Ik schat dat er tussen de honderd en honderdvijftig bedden beschikbaar zijn in het ziekenhuis. Er loopt echter heel veel personeel rond, vooral veel studenten van de verpleegkundeschool van Kabanga. Soms sta je wel met z’n vijftienen bij vier patiënten te koekeloeren (bijvoorbeeld bij de maturnity).
Er zijn een aantal verschillende afdelingen; de male ward, female ward, children ward, maturnity ward, eye clinic, private ward, isolation ward, reproductive and child health (RCH) en de eye clinic.
Er zit een nursing school bij het ziekenhuis, waar veel studenten uit Tanzania naartoe gaan. Het overgrote deel is jongen. In de eerste week heb ik me hier erg over verbaasd en verteld dat het in Nederland nog vaak als een vrouwelijk beroep gezien wordt. Dat vonden de studenten hier onzin. Veel jongens hadden eigenlijk de droom om arts te worden, maar konden dit door omstandigheden niet waarmaken. Op school wordt in het Engels les gegeven, dus de meeste studenten spreken dit redelijk.

We zijn de eerste week met zijn drieën begonnen op de female ward, maar Ellen is al snel naar de maturnity gegaan. Op de female ward liggen vrouwen en meisjes vanaf vijf jaar. Dus ook veel kinderen. De ward bestaat uit twee zalen, met in totaal ongeveer veertig bedden. De ene zaal is pre en postoperatief, de andere is regulier. Tussen de zalen in zit de verpleegpost. Hier staan wat kasten met benodigdheden (vaak erg schaars) en er staat een tafeltje met drie stoelen. Oja, er is ook een kraan, maar het is al een aantal keer voorgekomen dat het water op was. Wat betekende dat er op dat moment even geen water aanwezig was. In. Het. Ziekenhuis. Kun je het je voorstellen?
Zodra je door de deur van de zaal gaat, sta je direct buiten. De ‘gangen’ van het ziekenhuis zijn heerlijk in de frisse lucht, wel overdekt met een dakje. Als ik een patiënt ophaal van de operatiezaal, moet die dus ook altijd door de buitenlucht. In het begin vond ik dit soort dingen erg bijzonder, maar het wendt snel. Ik moet inmiddels nadenken om al die gekkiteiten op papier te zetten, omdat het al zo normaal geworden is.
De meest voorkomende ziekten zijn malaria, bloedarmoede, urineweginfectie, een hoge bloeddruk en een natuurlijke abortus. De meest gegeven medicijnen zijn paracetamol (wordt tegen pijn gegeven, ook als er in Nederland al morfine gegeven zou worden), amoxicilline (antibioticum) en quinine (tegen malaria). Deze

medicijnen worden alleen op de voorgeschreven tijden verstrekt. Zo heb ik het bijvoorbeeld al een keer meegemaakt dat een meisje van een jaar of tien net een operatie had gehad vanwege haar gebroken been. Ze moest nu dagenlang in bed liggen met zware gewichten die aan haar been trokken. Het meisje gilde het uit van de pijn, maar er was niemand die hier vanop keek. Lieske heeft gevraagd of dat meisje geen pijnstillers kon krijgen, we dachten zelf dat morfine wel een goed idee was. Er werd in haar dossier gekeken, waarop stond dat driemaal daags paracetamol mocht. De volgende doses zou ze over twee uur krijgen. De pijn moest ze maar gewoon dragen.
Dat is wel echt de mentaliteit hier in het ziekenhuis. Niet klagen, maar dragen. Huilen wordt gezien als een zwakte. Er wordt erg weinig empathie getoond voor patiënten. Wij leren op school om goed te communiceren met een patiënt, een praatje te maken en om duidelijk te vertellen wat je doet. Hier wordt alles gewoon maar gedaan, zonder iets aan de patiënt te vertellen. Vaak staan er vele studenten omheen die ondertussen met elkaar aan het lachen en praten zijn, terwijl de patiënt vergaat van de pijn. Er is weinig privacy. Iedereen ligt bij elkaar op de zaal en er wordt hooguit een mager gordijntje om het bed heen gezet, waar je met weinig moeite langs kunt kijken. Lieske, Ellen en ik moeten erg wennen aan deze cultuur en het zorgt vaak voor frustraties. Nu moet je niet denken dat de

verpleegkundigen hier allemaal ongevoelige bullebakken zijn. De meesten hebben wel hart voor de zaak en willen graag goede zorg geven, maar de cultuur is ontzettend hard. Je moet altijd sterk blijven en geen zwakte tonen.
De laatste tijd zijn we bezig om extra aandacht te geven aan patiënten, door met het weinige Swahili (patiënten spreken hier bijna nooit Engels) dat we kennen te communiceren en mensen op hun gemak te stellen. We hebben veel vrienden bij de kinderen en ik voel me vaak meer een cliniclown dan verpleegkundige.
Vanaf het begin van onze stage ligt er een meisje van negen jaar op de afdeling; Irene. Ze is uit een boom gevallen en heeft een enorme wond aan haar bovenarm. Er was echt een hele lap vlees weg. Die wond moet dagelijks verzorgd worden. Er is hier niet het materiaal beschikbaar zoals we dat in het westen kennen. De wond wordt schoongemaakt met watjes, jodium en steriel water en verbonden met gaasjes. Die gaasjes kleven in de wond vast, waardoor het

ontzettend pijnlijk is om het gaas eraf te halen. Een paar weken geleden is geprobeerd om door middel van een huidtransplantatie een heel stuk huid van haar been te halen en dat aan haar arm te hechten. De volgende dag was het overduidelijk dat het mislukt was; de aangehechte huid was helemaal zwart. Irene zat nu met twee gigantische wonden en die aan haar been was nog pijnlijker dan die aan haar arm. Ik moest een keer die wond verzorgen. Ik wilde daar graag begeleiding bij, want ik had het nog nooit gezien. Er was die dag een sadistische (vrouwelijke) verpleegkundige aan het werk die ons volgens mij niet zo aardig vindt. Zij had het te druk met andere dingen (niks belangrijks) en kon niet helpen. Samen met Lieske heb ik de wond verzorgd. Irene gilde het uit van de pijn, echt hartverscheurend gillen. Het was door het hele ziekenhuis te horen. En dit meisje is echt geen piepert. Ik heb het zo voorzichtig en aardig mogelijk proberen te doen. Met tranen in mijn ogen is het me uiteindelijk gelukt. Ik vond het afschuwelijk en was op dat moment zo kwaad op die verpleegkundige en dat hele rotziekenhuis. Sindsdien doen Lieske en ik wel vaker Irene haar wondverzorging, omdat we vinden dat we het beter doen dan de meeste andere verpleegkundigen. We spelen en maken grapjes en ik blaas regelmatig een handschoen op waar ze mee kan spelen. Ook heb ik bellenblaas meegenomen en die valt erg in de smaak. Als de wondverzorging door iemand anders gedaan wordt, wordt Irene vaak afgeblaft dat ze stil moet zitten en rustig moet blijven als ze haar arm probeert weg te trekken door de pijn. Groot en sterk moet ze zijn. Ik vind haar een van de sterkste meisjes die ik ken. Vaak ligt ze zonder familie op de afdeling en ze gaat altijd zonder moeilijk te doen mee als haar wond verzorgd moet worden. Gelukkig zien we haar echt opknappen. Het is mooi om te zien dat het verlegen, angstige meisje, bij ons helemaal opbloeit en zelfs een beetje brutaal wordt. Iedereen op de afdeling weet dat ze onze ‘rafiki’ (vriend) is en we zijn er allemaal super trots op. Helaas hebben we gister te horen gekregen dat ze nog een keer gaan proberen om met een stuk huid van haar andere been te halen, om aan haar arm te hechten.
Op de foto's zie je Irene. Als je denkt, wat een hippe bril; die is van Ellen en die hadden we voor de grap bij haar opgezet.

Oké, ik heb veel nare verhalen en zo lijkt het alsof stage hier een verschrikking is, maar dat is het echt niet! We zien misschien veel ellendige dingen (de meest erge dingen schrijf ik niet eens op, omdat ik vind dat ik niet iedereen daarmee op moet zadelen), maar meestal hebben we het erg naar onze zin. Ik vind het heel waardevol om zo een andere cultuur mee te maken en te zien hoe ze met de weinige beschikbare middelen werken. Zo wordt een rubberen handschoentje gebruikt als zak voor een drain. Er zijn ontzettend veel dingen waarvan wij denken dat het anders moet; er is bijvoorbeeld geen structuur of enige vorm van efficiëntie, er zijn geen goede rapportages en steriel werken is een ramp. Maar we zien dat iedereen veel kennis heeft en we hebben veel leuke gesprekken met de nursing students.
Vaak vragen ze of het verschil met Nederland groot is. Ik probeer daar altijd eerlijk antwoord op te geven, maar vind dat wel moeilijk. De ongelijkheden tussen Nederland en Tanzania zijn enorm en dat heeft me een aantal keer al harder geraakt dan ik van te voren verwacht had. Je hoort altijd over de ongelijkheid in de wereld en hoe erg het is, maar ik voel het pas nu ik het met mijn eigen ogen mee maak. Geloof me, het klapt er behoorlijk hard in.
Zo kreeg een van ons kort geleden te horen over de dood van een negenjarig Nederlands meisje. Ze had plots een hartaanval gekregen, waarna ze met ambulance en politie-escorte naar het ziekenhuis is gereden. Tevergeefs. Een verschrikkelijk drama, het leven van de familie van dat meisje zal nooit meer hetzelfde te zijn. Toen ik dat hoorde, raakte het me ontzettend dat een kind hier in Tanzania nooit diezelfde zorg zal krijgen als in Nederland. De dood hoort er echt bij hier en is veel normaler. Soms lijkt het alsof een mensenleven hier minder waard is dan in Nederland, omdat er minder wordt gedaan (of kan worden gedaan) om een leven te redden en er ook minder gerouwd lijkt te worden. Het is goed om te blijven bedenken dat het leven hier totaal anders is dan in Nederland en dat er hier in Tanzania veel minder mogelijkheden zijn. Ook krijgen vrouwen vaak vele kinderen en is niet elk kind altijd even gewenst. Toch blijft het erg moeilijk en frustrerend voor ons.

Het is lastig om bezig te blijven op de afdeling. Patiënten liggen niet altijd in een vast bed en er staat nergens wie in welk bed ligt. Er wordt met de hand geschreven wat de diagnose en behandeling is en dat handschrift is meestal een typisch doktershandschrift. Het had bij wijze van Arabisch kunnen zijn. Communicatie met patiënten gaat moeilijk, vanwege de taal. Begeleiding hebben we niet.
Het is leuk om een student of verpleegkundige aan te klampen, zij willen je alles laten zien en je mag veel zelf proberen (bijvoorbeeld infuus prikken). Ik ben hier nog voorzichtig mee, omdat ik de theorie goed wil kennen en ik de patiënten niet te erg als proefkonijnen van mijn verpleegkundige handelen wil maken. De studenten zijn meestal wel in voor een praatje en vinden het prachtig om ons wat Swahili te leren. De leukste dagen heb ik als ik veel gekletst heb. Ik blijft toch een psychiatrisch verpleegkundige. Ik merk dat we in het ziekenhuis

steeds meer mensen leren kennen. Er komen nogal eens ‘toevallig’ studenten langs op de female ward om nieuwsgierig ons te bekijken. Iedereen is enthousiast, of nouja, bijna iedereen. Sommige vrouwen en meisjes houden zich meer afzijdig en zijn koeler, wat ik me goed voor kan stellen.

Een paar dingetjes die ik nergens in mijn verhaal kwijt kon;
- Diensten beginnen hier om 08.00. Dat betekent dat ik om 07.50 mijn nest uit kom, tanden poets, kleren aan en haren vast en dan naar het ziekenhuis loop. 8.05 uur zijn we op de afdeling, een mooie Tanzaniaanse tijd. Tussen 14.00 en 16.00 gaan we weer naar huis.
- Er lopen regelmatig zwerfkatten over de afdeling en onder de bedden, omdat de deur altijd open staat.
- De overdracht wordt gedaan door eerst op het kantoortje de diagnose en medicatiegebruik van elke patiënt door te nemen (bijzonderheden worden nauwelijks genoemd) en vervolgens gaat de hele club verpleegkundigen (vaak tussen de tien en twintig) alle bedden bij langs om bij elke patiënt weer de diagnose te melden. Ze weten zelf ook dat dit inefficiënt is, maarja, zo gaat het nu eenmaal hier. Tanzanianen zullen niet snel iets veranderen, zeggen ze zelf.
- Medicatie en benodigdheden zoals (steriele) handschoenen, naalden, watjes en IV sets moeten elke dag besteld en gehaald worden bij de farmacie. Dit doe je meestal met een paar studenten, want je zou maar iets

alleen moeten doen. Bij de farmacie wordt alles op z’n gemakje gedaan. Het duurt makkelijk een half uur of drie kwartier, in Nederland zou het hooguit vijf minuten duren. Echt Afrikaans, pole pole. Het is er wel een goede plek om gezellig even te kletsen.
- We hoeven nooit mensen te wassen of te helpen bij mobilisatie. Dit doen patiënten zelf of worden geholpen door familie (en anders gebeurt het maar niet). Ik moet eerlijk zeggen, ik mis het wassen absoluut niet!
- Bedden opmaken is daarentegen wel een enorme verpleegkundige taak en superrrrr belangrijk. Ze leren hier zelfs de ‘principles of bed making’ en vinden het belachelijk dat wij dat niet kennen. Alle bedden worden ’s ochtends opgemaakt. Er wordt gekeken of er ergens iets smerig is, zo ja, dan wordt het vervangen. De een is hier strenger in dan de ander. Het matras wordt gedekt met een laken, dit is niet altijd groot genoeg om het hele matras te bedekken. Daar bovenop ligt nog een laken en daar bovenop eventueel een dikke deken. Mensen nemen zelf vaak hun eigen doeken mee die ze gebruiken als extra laken. Als een patiënt ontslagen wordt, wordt het bed niet automatisch helemaal opnieuw verschoond. Pas als er vlekken inzitten en echt zichtbare vuiligheden, wordt er een schone sprei gegeven. Patiënten onderling wisselen regelmatig van bed en liggen in elkaars viezigheden, iel! Als een bed eenmaal opgemaakt is, ligt het er vijf minuten later dikwijls net weer zo slordig bij als daarvoor.
- Ik heb een operatie meegemaakt, maar voelde me die dag niet goed. Toen er een hele lange naald in de rug van de oude man ging (ruggenprik), ben ik bijna van mijn stokje gegaan. Ik zag al zwart en mijn oren waren dicht geslagen. Beschaamd ben ik ergens heen gestrompeld om te gaan zitten en me te herpakken. Toen het weer een beetje ging heb ik de rest van de operatie afgekeken, wat heel cool was, maar wel erg lang en ik voelde me nog steeds niet lekker. Er moest van alles uit de buik gehaald worden, dus er werd lekker in gesneden. Ik kon er met m’n neus bovenop staan, als ik had gewild had ik mijn handen uit de mouwen kunnen steken om te assisteren bij de operatie.
De volgende keer zorg ik ervoor dat er in ieder geval iets van eten in mijn maag zit, zodat ik niet KO op de OK ga.
- Ellen loopt stage op de maturnity, oftewel de verloskamer. Hier ziet ze veel bevallingen en is ze echt al als verloskundige aan het helpen. De nursing students worden in Kabanga opgeleid tot zowel verpleegkundige als verloskundige. Ik wil ergens deze stage daar ook nog wel een paar weken meelopen.
- De meeste patiënten krijgen hun maaltijden van familieleden, maar er kan ook eten verkregen worden op het ziekenhuisterrein. Er is een keuken. Of nouja, er is een hutje met twee grote vuren waarop in een gigantische pan ugali gemaakt wordt en op het andere vuur bonen of vlees. Dit haal je als afdeling op door een emmer te vullen en hier kunnen patiënten hun maaltijd halen. Het is een leuk klusje om dit eten te halen, want het is erg gezellig bij de keuken en we kunnen er weer leuk kletsen.
- Bijna alle mannelijke collega’s laten terloops even vallen dat ze graag met een blanke vrouw zouden willen trouwen en informeren of we al getrouwd zijn. Het scheelt dat ik kan zeggen dat ik een vriend heb (“I have someone to cook for”). Lieske en Ellen hebben regelmatig iemand die onomwonden vraagt of een relatie er eventueel in zou zitten. Manon heb ik al wel uitgehuwelijkt aan een hele leuke verpleegkundige. Echt Manon, ik zou het doen. Hij is 27, knap, slim en lief.

Goed, dit was wel weer genoeg informatie dacht ik zo.
Aankomende week ga ik naar de children ward. Afrikaanse kindertjes zijn allemaal zonder uitzondering enorm schattig, dus ik heb hier veel zin in.

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.