Stage Tanzania

De Kilimanjaro is een vrijstaande 5895 meter hoge, slapende vulkaan. Het is de hoogste berg van Afrika, maar bij lange na niet zo hoog als de Mount Everest (8848 meter).
Na Manon haar dolenthousiaste verhalen over het beklimmen van de Kilimanjaro, besloot ik al voordat ik naar Tanzania toe ging, dat ik de berg op wilde. En Bram ging met mij mee. Het kost kluiten met geld, maar dat zou het het allemaal waard zijn.
Manon had goede ervaringen met het reisbureau van de Kessy Brothers, dus ik had ook bij hen geboekt. We nemen de Machame route, die ook wel Whiskey route genoemd wordt, omdat hij iets moeilijker is dan de andere populaire Marungu route (de Coca Cola route). De tocht zal zes dagen duren en belooft schitterende omgevingen te tonen. Overnachten doen we in tentjes.
Er sloot zich nog een jong Amerikaans stel bij ons aan, Anna en Thaddeus. Samen met de Canadese Rich maakten we van te voren grappen over de verschrikkelijke lompe Amerikanen die het vast zouden zijn, maar ze waren gelukkig heel aardig en gezellig.
Een groepje van vijf, hoeveel personen begeleiding zou die nodig hebben denk je. Nou, dat was dus een man of vijftien!!! Ik vind het nog steeds een ongelooflijk idee dat zij allemaal voor ons mee naar boven gingen. We hebben een hoofdgids, Joseph, hij wordt geassisteerd door een andere gids waarvan ik de naam vergeten ben. Verder is er een kok en gaan heel veel porters voor ons mee. We dragen zelf een rugtas met onze dagspullen daarin (warme kleren, eten, camalbak voor water, wc papier, etc.). De porters lopen allemaal met gigantische bepakkingen met daarin tenten, slaapspullen, winterkleding, tafels, stoelen, keukengerei en heel veel eten. Dit tillen ze balancerend op hun nek en hoofd naar boven. Per persoon mogen ze niet meer dan twintig kilo dragen en dit wordt gewogen aan de start van de route. Vroeger was er geen limiet, maar om enigszins de omstandigheden van de porters te verbeteren, is dit maximum ingesteld.
We vertrokken met een busje vanuit Moshi naar het dorpje Machame, dat op 1634 meter hoogte van de berg ligt. Hier ligt de Machame Gate, vanuit waar we te voet zullen vertrekken. Het is erg druk met andere wandelaars en porters. We moeten ons inschrijven en de parkentree moet betaald worden. Het was wat regenachtig weer, dus we pakten onze regenkleding erbij. We konden deze kleding, net zoals extra warme kleding en stevige schoenen, lenen van de Kessy Brothers. Bram had een schitterende regenjas gekregen, waar hij erg gelukkig mee was. Zie foto. Gelukkig viel het weer reuze mee en hebben we onze regenkleding nauwelijks aan hoeven hebben.

eslyklein

20 chapters

16 Apr 2020

Pole pole!

July 17, 2016

|

Moshi en Kilimanjaro NP

De Kilimanjaro is een vrijstaande 5895 meter hoge, slapende vulkaan. Het is de hoogste berg van Afrika, maar bij lange na niet zo hoog als de Mount Everest (8848 meter).
Na Manon haar dolenthousiaste verhalen over het beklimmen van de Kilimanjaro, besloot ik al voordat ik naar Tanzania toe ging, dat ik de berg op wilde. En Bram ging met mij mee. Het kost kluiten met geld, maar dat zou het het allemaal waard zijn.
Manon had goede ervaringen met het reisbureau van de Kessy Brothers, dus ik had ook bij hen geboekt. We nemen de Machame route, die ook wel Whiskey route genoemd wordt, omdat hij iets moeilijker is dan de andere populaire Marungu route (de Coca Cola route). De tocht zal zes dagen duren en belooft schitterende omgevingen te tonen. Overnachten doen we in tentjes.
Er sloot zich nog een jong Amerikaans stel bij ons aan, Anna en Thaddeus. Samen met de Canadese Rich maakten we van te voren grappen over de verschrikkelijke lompe Amerikanen die het vast zouden zijn, maar ze waren gelukkig heel aardig en gezellig.
Een groepje van vijf, hoeveel personen begeleiding zou die nodig hebben denk je. Nou, dat was dus een man of vijftien!!! Ik vind het nog steeds een ongelooflijk idee dat zij allemaal voor ons mee naar boven gingen. We hebben een hoofdgids, Joseph, hij wordt geassisteerd door een andere gids waarvan ik de naam vergeten ben. Verder is er een kok en gaan heel veel porters voor ons mee. We dragen zelf een rugtas met onze dagspullen daarin (warme kleren, eten, camalbak voor water, wc papier, etc.). De porters lopen allemaal met gigantische bepakkingen met daarin tenten, slaapspullen, winterkleding, tafels, stoelen, keukengerei en heel veel eten. Dit tillen ze balancerend op hun nek en hoofd naar boven. Per persoon mogen ze niet meer dan twintig kilo dragen en dit wordt gewogen aan de start van de route. Vroeger was er geen limiet, maar om enigszins de omstandigheden van de porters te verbeteren, is dit maximum ingesteld.
We vertrokken met een busje vanuit Moshi naar het dorpje Machame, dat op 1634 meter hoogte van de berg ligt. Hier ligt de Machame Gate, vanuit waar we te voet zullen vertrekken. Het is erg druk met andere wandelaars en porters. We moeten ons inschrijven en de parkentree moet betaald worden. Het was wat regenachtig weer, dus we pakten onze regenkleding erbij. We konden deze kleding, net zoals extra warme kleding en stevige schoenen, lenen van de Kessy Brothers. Bram had een schitterende regenjas gekregen, waar hij erg gelukkig mee was. Zie foto. Gelukkig viel het weer reuze mee en hebben we onze regenkleding nauwelijks aan hoeven hebben.

Na lang wachten is alles geregeld en kunnen we officieel vertrekken. De eerste dag moeten we tussen de vijf en zeven uur wandelen voordat we bij het eerste kamp aan komen. Het is een mooie wandeling door tropisch regenwoud. De mist hangt tussen de bomen, wat een geheimzinnig, haast spookachtig effect geeft. Onze gids Joseph is een rustige, vriendelijke man, die af en toe wat over de omgeving vertelt. Zijn hulpgids is drukker en altijd vrolijk gestemd aanwezig. Geleidelijk stijgen we door het bos omhoog. Regelmatig krijgen we 'pole pole' te horen. Wat betekent dat we rustig aan moeten doen. Pole pole krijgen we de volgende dagen om de haverklap om onze oren gesmeten. Stapje voor stapje komen we langzaamaan vooruit. Het voelt te langzaam, maar Joseph legt ons uit dat dit tempo ervoor zal zorgen dat we minder snel last van hoogteziekte zullen krijgen. Ondertussen worden we telkens ingehaald door de porters die in rap tempo onze spullen naar boven tillen.

Na een wandeling van elf kilometer lopen we plots het regenwoud uit en staan we aan de rand van het Machame tentenkamp (2835 meter hoog). Het biedt een prachtig uitzicht over het regenwoud, waar we de wolken overheen zien glijden. Hier zullen we de eerste nacht slapen. De porters waren al ver voor ons aangekomen in het kamp en hebben onze tenten al opgezet, compleet met matjes en slaapzakken erin. We kunnen er zo in. Er staat ook een wat grotere tent met een tafel en vijf stoelen in. Hier krijgen we 's avonds een heerlijke en uitgebreide maaltijd voorgeschoteld. Onze gidsen letten erop dat we goed eten, aangezien we veel brandstof nodig zullen hebben de komende dagen. Ook wordt onze zuurstofgehaltes gemeten met een saturatiemeter. We hebben allemaal een keurig percentage van boven de 95. We kletsen nog wat en Anna en Thaddeus leren ons het kaartspel golf, wat we fanatiek elke avond spelen. Bram en ik vertrekken op tijd naar bed en slapen als een blok. De volgende ochtend zullen we vroeg gewekt worden.

Dit wekken gebeurt elke dag met een standaard ritueel. De kok komt langs met een zangerig "good morning". Hij brengt koffie of thee bij de tent, waarmee je rustig wakker kan worden. Na de thee brengt hij een teil met warm water en twee washandjes. Er zijn geen douches bij de tentenkampen, dus hiermee kunnen we onszelf nog enigszins opfrissen. Al heeft dat na twee dagen zwoegen nauwelijks nog nut. Vervolgens moeten we onze wandelkleding voor die dag weer aantrekken en worden we verwacht in de (vr)eettent. Hier krijgen we een uitgebreid ontbijt. Er is pap, maar ook broodjes, fruit en eieren. We moeten weer een stevige bodem leggen.
Na het ontbijt vertrekken we alweer vlot voor weer een dag wandelen. We hebben er prima weer bij. Het tropische regenwoud hebben we met het kamp achter ons gelaten en we lopen door een ruiger gebied. We komen door heide en graslanden en zien steeds minder bomen. We moeten regelmatig flink stijgen en over rotsen klauteren. Soms heb je handen en voeten nodig om veilig vooruit te komen.
Onderweg komen we veel andere groepen tegen. Af en toe loop je in een treintje achter elkaar aan. De Kilimanjaro is een populaire wandelberg.
We lopen een klein stukje op met een groep Amerikanen. Zij beklimmen de Kili met een Amerikaanse organisatie, de prijs

daarvoor moet rond de zesduizend dollar per persoon liggen. In die groep liep een oudere man mee, ik schat hem rond de zeventig. Hij leek niet de beste conditie te hebben en zag eruit alsof hij het ontzettend zwaar had. Er was een stuk waar je vrij steil over een grote, gladde, natte rots moest klimmen. Halverwege op de rots durfde de man niet verder en hij bevroor. De leider van de groep bulderde op zijn Amerikaans: "Come on, lets go! Step for step, one foot for the other! Just do it. Lets go!" 's Avonds heb ik de oudere man gezien in het kamp, dus hij heeft doorgezet, maar ik vraag me af of hij de top heeft gehaald.
We stoppen vaak om ergens van het prachtige uitzicht te genieten. We zitten hoog boven de wolken, wat een mooi beeld geeft, maar daardoor kunnen we helaas Moshi en omstreken niet zien. Tijdens deze rustpauzes worden we door onze gidsen op het hart gedrukt dat we voldoende drinken. We hebben allemaal een camelbak van

minstens anderhalve liter water in onze rugtas en die moet op voordat we bij het volgende kamp aankomen.
We passeren een grote grot. Joseph vertelt dat vroeger hier de porters overnachtten. Het werk is voor hen nu al ontzettend zwaar, maar het moet vroeger nog erger geweest zijn. Ik heb veel respect voor ze. Gelukkig worden de werkomstandigheden steeds meer verbeterd. Vroeger overleden er regelmatig porters, die dan verborgen werden voor de toeristen. Ze hadden nauwelijks warme kleding en ook aan de schoenen schortte veel. Toch schijnt het wel een populaire baan te zijn, omdat je relatief veel geld kan verdienen met een baan waar je geen studie voor nodig hebt.
Na ongeveer zes kilometer te hebben gelopen in een uur of vijf, waarbij we weer duizend meter gestegen zijn, bereiken we op 3850 meter hoogte het Shira kamp. Hier zullen we voor de tweede nacht blijven. Het kamp ligt op een soort groot plateau aan de rand van de berg. Het zorgt wederom voor een adembenemend uitzicht. Aan de ene kant kunnen we mijlenver over een wolkendek kijken en zien we in de verte de top van Mount Meru uitsteken. Als we 180 graden draaien, zien we de top van de Kilimanjaro.
De rest van de dag besteed ik vooral aan het maken van foto's. De zon zakt net achter een gedeelte van de berg weg en ik heb elke centimeter die de zon zakte vastgelegd met de camera. Bram voelt zich vermoeid en heeft een dutje gedaan in de tent.
Zodra de zon weg is, zakt de temperatuur snel. We moeten ons warm aankleden

vannacht in de tent. De dagen hierna lopen we dag en nacht in dezelfde kleding. We doen er alleen af en toe een extra laagje bij.
Ik geniet van al het lekkere eten dat voor ons bereid wordt. Er is elke dag iets anders. We krijgen verschillende soepen, vis, patat, rijst, veel groente en pannenkoeken. Je kunt het zo gek nog niet bedenken of de kok heeft het op grote hoogte voor ons klaar gemaakt. Er was veel fruit, waaronder watermeloen. En die arme porters hier allemaal maar mee slepen.
Na onze gebruikelijke potjes golf en het meten van het zuurstofgehalte (alles goed), gaan we weer vroeg naar bed. Ik slaap als een roos.

De volgende ochtend worden we weer gewekt met thee en warm water. Na een vullend ontbijt is het tijd om klaar te maken en te vertrekken. Een klein detail over plassen en poepen op een berg waar geen riolen zijn. Zoals Bram zegt: ''Mooie meisjes poepen niet''. Dus ik moet uiteraard twee keer per dag. Maar daar eet ik dan ook naar. Je behoefte doe je in de vrije natuur of boven een gat in een stinkend, houten hokje. De deuren van deze 'sanitaire voorzieningen' kunnen meestal niet op slot en dus houden Bram en ik regelmatig voor elkaar de wacht, terwijl de ander op de hurken hangt. We hebben beiden vaak diarree. Hoe romantisch.

Bram voelt zich niet fit vandaag. Hij heeft niet lekker geslapen en het eten smaakt hem niet zo goed. Vervelend, want er staat ons een zware dag te wachten. We zullen stijgen naar 4600 meter, waar de Lava Tower ligt. Hierna dalen we af naar het Barranco kamp, dat op 3900 meter hoogte ligt. Op deze manier stijgen we naar grote hoogte, maar slapen we weer lager en is de kans op hoogteziekte kleiner.
Het is goed te merken dat we hoger zitten. Het waait flink en ik moet een muts op om mijn hoofd warm te houden. Ik vind het pittig lopen vandaag, maar nog goed te doen. Ik was van te voren bang dat mijn conditie niet goed genoeg zou zijn om de top te bereiken. De Kilimanjaro is niet niets en de meeste mensen trainen maandenlang voordat ze aan de expeditie beginnen. Ik had hooguit af en toe wat hard gelopen rondom Kabanga. Ook krijg ik snel heftige (bloed)blaren, Daarom loop ik stug zo lang mogelijk op mijn eigen hardloopschoenen. Gelukkig valt het mee met mijn kommer en kwaaltjes en vind ik het vele wandelen tot nu toe erg leuk.
Bram heeft het wel erg zwaar. Hij voelt zich niet fit en is goed moe. De wandeling vraagt sowieso veel energie, maar het lijkt Bram echt leeg te zuigen. We lopen bijna de gehele dag door laaghangende bewolking. Overal om ons heen zien we rotsen en stenen.
Rond lunchtijd komen we eindelijk aan bij de Lava Tower. De Lava Tower is een hoog gesteente gemaakt van... surprise, lava. Hier staan alweer een aantal tenten opgesteld en we kunnen hierin plaats nemen om wat op te warmen en om te lunchen. Onze kok is meegegaan en heeft wederom een voortreffelijke lunch gemaakt. Bram had geen

trek, maar heeft onder sterke aanmoedigingen van mij en onze gidsen wel wat gegeten. Voor de zekerheid wordt zijn zuurstof gemeten, maar deze gaf geen bijzonderheden aan.
Als we na de lunch weer op temperatuur zijn gekomen, lopen we naar het Barranco kamp. Het landschap waar we doorheen komen doet buitenaards aan. Het is rauw en er groeit bijna niks, behalve mega grote planten die zich het best laten omschrijven als een combinatie tussen cactus en palmboom. Het is net alsof iemand met veel fantasie ze ontworpen heeft, zo surrealistisch zien ze eruit. Deze planten heten Dendrosenecio Kilimanjari en komen nergens anders ter wereld voor.
Uitgeput komen we aan in kamp Barranco. We hebben elf kilometer gelopen en zijn ongeveer zeven uur onderweg geweest. Ook vanaf hier is de top van de Kilimanjaro goed te zien.
Het is koud in de tent, dus ik draag die nacht zo veel mogelijk kleding en kruip diep weg in mijn mummy-slaapzak.

Dag vier begint de wandeling met de beklimming van de Barranco Wall. Dit is een steile rotswand van bijna driehonderd meter hoog. Op het eerste gezicht lijkt het onbegonnen werk om hier omhoog te komen, zo steil loopt de muur. Maar als ik goed kijk, zie ik heel erg in de verte groepjes mensen ter grootte van mieren in een sliert omhoog kruipen.
We hebben af en toe handen en voeten nodig om ons naar boven te werken. Het pad, voor zo ver je het een pad kan noemen, is erg smal en naast je is een diepe afgrond. Ik vind dit prachtig. We worden meerdere malen gepasseerd door porters die met hun zware bepakkingen over de rotsen heen naar boven rennen. Ik heb echt diep respect voor deze jongens en mannen. Sommigen lijken ouder dan vijftig te zijn.
Hard werken wordt goed beloond en eenmaal boven op de muur hebben we een schitterend uitzicht. De bergtop komt steeds dichterbij en we nemen goed de tijd om hier wat foto's te schieten.

Bram zit er doorheen en houdt zich wat afzijdig. Hij blijft zich ziek voelen en ik begin me zorgen te maken. Is het gewoon griep of heeft hij toch ergens anders last van. Zijn klachten duiden op hoogteziekte (slecht kunnen slapen, geen eetlust, hoofdpijn, misselijk), maar het zuurstofpercentage in zijn bloed is telkens goed. Bram denkt zelf dat hij misschien malaria heeft. Toch loopt hij stug door en houdt hij de moed erin.
Ik zie ergens een porter die uitgeput op een steen zit. Ook hij heeft het zwaar. Ik bied hem een van mijn snoeprepen aan, die hij dankbaar aanneemt.
We moeten nog een eind lopen, zowel steile als vlakke stukken. Ik probeer een foto te maken waarop het lijkt dat Bram me omhoog sleept, maar na vijf keer proberen is Bram dat wel zat.
Ademen gaat ondertussen steeds zwaarder en daarmee daalt ons energielevel. Onze gidsen hoeven ons nauwelijks nog "pole pole" toe

te roepen, het tempo is sowieso al vertraagt. Toch valt het me mee met hoeveel gemak ik naar boven loop.
We passeren het laatste waterpunt, waar we al onze drinkflessen en zakken moeten vullen met water. Het is inmiddels zo koud, dat het water bevriest.
Eind van de middag, na een wandeling van zes uur en dertien kilometer, komen we aan in Barafu kamp (4680 meter hoog). Dit is ons laatste tentenkamp voordat we naar de top zullen lopen. Barafu betekent ijs in het Swahili, dat zegt genoeg over de temperatuur die daar was. Het kamp is groot en er staan veel tenten. Het kamp staat niet op een vlak gedeelte, dus we moeten goed opletten waar we lopen, zeker als het donker is. Er zijn diepe afgronden waar je een behoorlijk letsel op kunt lopen.
We eten vroeg. Bram heeft geen honger, maar wordt gedwongen om wel wat te eten. Begin van de avond moeten we al naar de tent om te slapen. Rond middernacht zullen we namelijk wakker gemaakt worden voor de tocht naar de top. Ondanks dat het nog vroeg is, val ik makkelijk in slaap. Bram ligt nog wel een tijd te woelen.

Midden in de nacht worden we wakker gemaakt. Er staat ontbijt voor ons klaar. Het is zwaar wakker worden en moeilijk om mijn nog enigszins warme bed te verlaten. Buiten is het pikdonker. Bram voelt zich zo beroerd dat hij niet uit bed kan komen. Hij heeft weinig geslapen. Ik doe mijn hoofdlampje op en kruip uit de tent. Samen met Rich, Anna en Thaddeus werken we slaperig ons ontbijt naar binnen. Ik loop nog een keer naar Bram toe. Hij moet wat eten, anders kan hij niet mee naar boven. Uiteindelijk komt hij de tent uit. Joseph ziet het niet zitten om hem mee te nemen naar de top en Bram twijfelt zelf eigenlijk ook. Toch besluit hij om zich klaar te maken en mee te gaan. Ons zuurstofgehalte wordt goed gemeten en dan is het tijd om onze spullen te pakken. Er gaan drie mannen met ons mee naar boven; Joseph, zijn hulpgids en een oudere man, een ervaren porter.
We dragen veel kleren in lagen en daaroverheen skikleding. In onze tas gaat water en wat energierepen voor onderweg. De camera moeten we in de tent laten, die zal namelijk kapot gaan op die hoogte. We hebben allemaal een hoofdlampje op en wandelstokken mee. Ik heb tot nu toe die wandelstokken nog niet gebruikt en alleen maar als extra sjouwlast ervaren, maar deze nacht ben ik blij dat ik ze mee heb.
De klim voelt ontzettend steil en zwaar. Als in een soort droomtoestand lopen we heel langzaam naar boven. We stoppen vaak om op adem te komen en wat te drinken en eten. Er wordt nauwelijks gepraat, daar is geen energie voor. Ook iets pakken uit mijn rugtas vergt te veel. Mijn hoofdlampje valt halverwege uit, de batterijen zijn leeg. Typisch. Ik concentreer me op de benen van mijn voorganger om te zien waar ik mijn voeten neer moet zetten. We lopen in een treintje over rotsstukken en losliggend grind. Een van onze gidsen heeft de rugtas van Bram overgenomen om het hem wat makkelijker te maken. Ik kan het niet opbrengen om me met hem bezig te houden, ik heb genoeg aan mezelf op dat moment.
Het is echt ongelooflijk zwaar en ik heb geen besef van tijd meer. Na uren lopen komen we aan bij Stella Point. Dit is het punt waar het

steilste en zwaarste gedeelte naar de top achter ons ligt. We zijn dolgelukkig en Bram wordt even emotioneel. We zijn allemaal gebroken. De zon komt op, dus we zijn ongeveer zes uur onderweg geweest. Na een rustmomentje lopen we verder. Joseph vertelt ons dat het nog een goed uur lopen is naar de absolute top; Uhuru Peak. Hij zegt het alsof we er bijna zijn, maar voor mij voelt een uur op dat moment alsof we nog een hele dag moeten lopen. Het pad is gelukkig beter te doen. We lopen over de rand van de vulkaankrater. Het is breed en loopt niet zo hard omhoog. De opkomende zon geeft ons een adembenemend uitzicht. We komen langs een gletsjer. Ik voel me iets beter en kan meer genieten van de omgeving.
Eindelijk komen we bij een bord met daarop de tekst:
"Congratulations you are now at Uhuru Peak Tanzania 5895M"
We hebben het alle vijf gehaald! Slechts zestig procent die aan de beklimming van de Kilimanjaro begint, haalt de Uhuru top. We zijn terecht apetrots.
Het is nog niet zo druk, we zijn als een van de eersten bij het bord. We nemen wat foto's, in groepsvorm en apart. Lang kunnen we niet blijven hangen. We worden aangemaand om weer terug te gaan. We mogen niet te lang op deze hoogte blijven en bovendien komen de volgende groepen er alweer aan.

Tijdens de terugtocht voel ik me euforisch. Ik moedig mensen aan die zichzelf nog naar boven aan het slepen zijn. "Kom op, het is niet zo ver meer!". Na Stella Point moeten we stevig dalen. De hulpgids gaat voorop en rent naar beneden. We dalen niet geleidelijk, nee we nemen de kortste route. Door het losse grind glijden we behoorlijk en met een noodgang rennen we naar beneden. Gevaar kan me niets meer schelen, ik ben moe en wil zo snel mogelijk terug.
Joseph en zijn hulpgids zijn al een aantal dagen aan het smoezen en bellen. Ze kijken bezorgd. Eigenlijk willen ze ons niets vertellen, maar uiteindelijk vertrouwt Joseph ons toe dat een belangrijk familielid van de oudere porter (die met ons mee naar de top ging) is overleden. Ze mogen hem niks vertellen tot hij beneden is. Een rare wereld.
In Barafu kamp duiken we snel de tent weer in. We kunnen nog een paar uurtjes slapen voordat we 's middags weer verder naar beneden trekken.
Na een korte slaap moeten we alweer op pad. We moeten vanavond het Mweka kamp bereiken dat op 2800 meter hoogte ligt. Ik ben gesloopt en sjok overal achteraan. De gehele tocht naar boven ging me goed af, maar eenmaal naar beneden breek ik. We dalen via een soort trap van stenen. Mijn lijf is op en ik kan de klap waarmee ik telkens neerkom slecht opvangen. Mijn knieën beginnen pijn te doen. Het liefst wil ik ermee kappen en ik vertel de rest om maar niet op mij te wachten. Toch ga ik maar weer door. Je kunt niet anders. Bij elke bocht hoop ik er te zijn, maar de tocht duurt eindeloos. Bram knapt ondertussen op en krijgt weer energie. Hij loopt vrij gemakkelijk voor mij uit.
Het voelt voor mij een eeuwigheid, maar na een uur of vijf/zes bereik ook ik eindelijk het Mweka kamp. Bram en een gids hebben me begeleid, de rest is er al. Het kamp staat in een bosrijk gebied. Het is alweer een stuk warmer dan eerder die dag.
Op het kamp wacht ons een verassing. Al onze porters, gidsen en de kok hebben zich verzameld om ons toe te zingen in het Swahili. Het gebeurt met veel vrolijkheid en geklap. Bram en ik filmen het en hebben het meerdere keren opnieuw afgespeeld, zo vrolijk worden we ervan. We klappen en hierna worden we gefeliciteerd met onze prestatie. Het blijft gek, want zij hebben al het zware werk gedaan voor ons. Joseph vertelt ons dat hij hierna gelukkig een paar dagen vrij is.
's Avonds zoekt Joseph ons op in de eettent. We moeten het hebben over de fooi. Ik had van te voren goed uitgezocht op internet en rond gevraagd bij mensen die de Kilimanjaro hadden gelopen wat normaal is om als fooi te geven. Het schijnt dat ze nauwelijks salaris ontvangen van de reisorganisaties en het vooral moeten hebben van de fooi die de toeristen geven. Toch schrikken we allemaal van het bedrag dat Joseph noemt. Het is veel hoger dan wat ik uitgezocht had. We zitten in een tweestrijd, want we zijn allemaal ontzettend dankbaar dat al deze mensen ons wilden helpen in het bereiken van

de top en hier zo keihard voor gewerkt hebben. Maar we hebben ook niet zo veel geld meer. Overdrijft de altijd vriendelijke en rustige Joseph hier nu wat? Probeert hij er meer uit te halen dan het gemiddelde? Of zitten wij verkeerd. Het is lastig in te schatten. Uiteindelijk besluiten we er tussenin te gaan zitten. We geven meer fooi dan we van te voren bedacht hadden, maar gaan niet helemaal mee met het bedrag dat Joseph in zijn hoofd had. De hoofdgids krijgt het meest, daarna zijn hulpgids en de kok. De porters verdienen het minst. Ik ben het niet eens met die verdeling, maar volgens Joseph wordt het altijd zo verdeeld.
We kaarten een paar potjes, genieten van het heerlijke eten en kletsen na over de tocht. We zijn het eens dat we een gezellige groep zijn met z'n vijven. We zijn blij dat we dit met elkaar hebben gedaan en spreken af in Moshi gezamenlijk nog iets te gaan doen. Anna en Thaddeus zitten in hetzelfde hotel als wij.

Na de laatste nacht in de tent en op de Kilimanjaro, worden we voor de allerlaatste keer gewekt met de vrolijke 'good morning, coffee or tea' kok. We wandelen die dag weer door het regenwoud naar beneden. De weg wordt steeds breder en we kletsen onderweg weer wat af. Bram en ik krijgen nog een halve ruzie om niks, waardoor we de laatste kilometers met honderd meter afstand van elkaar lopen. We zijn allebei koppig. Hierdoor komen we niet gezamenlijk over de eindstreep bij Mweka Gate. Ik ben moe en verdrietig, zo had ik het einde niet verwacht. Gelukkig maken we het al snel weer goed.
Vanaf Mweka Gate staan er al weer veel busjes te wachten. We laden één in met onze spullen en nemen dankbaar plaats. Heerlijk om rond gereden te worden, in plaats van te moeten lopen. Ondertussen hebben onze gidsen gehoord dat ze overmorgen alweer de berg op moeten. Een flinke domper, ze dachten een paar dagen vrij te zijn. De teleurstelling druipt van Joseph zijn gezicht. Wij nemen een heerlijke douche in het hotel en leggen onze vermoeide lijven te ruste.

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.