Na mijn eerste tripje Uluru, gingen Gerry en ik op weg naar het noorden. Iets verder noordelijk dan gepland, omdat ik mijn eerste lifters oppikte, die naar Plenty Highway moesten. Dit was zo’n 80 km verder dan mijn afslag was, maar medelijden maakte dat ik nog wel een uurtje extra kon rijden. De arme meiden hadden hun auto in de prak gereden door tegen een kangoeroe aan te botsen, vlakbij Wolf Creek. Het voelde niet heel verantwoord om ze achter te laten aan de rand van een dirtroad, maar dat was wat ze wilden. Dus hopelijk zijn ze inmiddels aangekomen op de boerderij waar ze zouden gaan werken om hun tweede visum bij elkaar te sprokkelen.
Ik keerde om en nam de afslag naar Yuendumu, een aboriginal community ten noordwesten van Alice Springs. Er was mij verteld dat de dirtroad ‘fairly good’ was. Ik weet niet of ze ter beschouwing genomen hadden dat ik geen 4WD bezit, maar die weg was verre van goed. Hij was zo slecht zelfs dat arme Gerry half uit elkaar gerammeld is. Hij is nu gerepareerd in de garage, dus we kunnen weer gelukkig samen op pad.
Ik zou voor anderhalve week in Yuendumu blijven, om vrijwilligerswerk te doen in een kunstcentrum, waar de aboriginal artiesten schilderijen maken. Toen ik aankwam, maakte ik als eerst kennis met de buurvrouw, Rosie. Een stevig gebouwde, pruimtabak kauwende aboriginee. Nadat ze mijn hand zo’n vijf minuten geschud had, moest ik me los trekken. Later ontdekte ik dat de vrouw een auto-ongeluk gehad heeft, en zwaar dement is. Ze verzamelt van alles in en om haar huis, van plastic tassen tot lege flessen, en we moesten ervoor zorgen dat ze haar schilderijen niet mee naar huis nam, want dan kwamen ze nooit meer terug. Warlukurlangu, het kunstcentrum, bestond uit twee werkplaatsen, een galerij, en twee gedeelten buiten waar de artiesten – zittend op kussens op de grond- konden schilderen. Ik was er samen met zeven andere vrijwilligers, en we werkten van negen tot half 6, vijf dagen per week. Accomodatie werd verzorgd in de ‘Donga’, een soort stacaravan, waar we met zijn zessen in konden slapen, en we kregen elke dag lunch op het werk. Voordat ik aankwam, had ik geen idee wat ik kon verwachten, dus verwachte eigenlijk niets. Daar aangekomen bleken er allerlei voorzieningen te zijn zoals een koelkast, douche, wasmachine, en zelfs wifi. Er waren drie winkels in het dorp zelf, en bij allen betaalde je de hoofdprijs. Er waren een jongeren- en ouderencentrum, een dokterspost, en een schooltje. Hier zou op dinsdagen Warlpiri les worden gegeven – de aboriginal taal die in dit gebied van Australië gesproken wordt - maar helaas op ‘mijn’ dinsdag was het vakantie en was er geen les.
August 08, 2015
|
Yuendumu
Na mijn eerste tripje Uluru, gingen Gerry en ik op weg naar het noorden. Iets verder noordelijk dan gepland, omdat ik mijn eerste lifters oppikte, die naar Plenty Highway moesten. Dit was zo’n 80 km verder dan mijn afslag was, maar medelijden maakte dat ik nog wel een uurtje extra kon rijden. De arme meiden hadden hun auto in de prak gereden door tegen een kangoeroe aan te botsen, vlakbij Wolf Creek. Het voelde niet heel verantwoord om ze achter te laten aan de rand van een dirtroad, maar dat was wat ze wilden. Dus hopelijk zijn ze inmiddels aangekomen op de boerderij waar ze zouden gaan werken om hun tweede visum bij elkaar te sprokkelen.
Ik keerde om en nam de afslag naar Yuendumu, een aboriginal community ten noordwesten van Alice Springs. Er was mij verteld dat de dirtroad ‘fairly good’ was. Ik weet niet of ze ter beschouwing genomen hadden dat ik geen 4WD bezit, maar die weg was verre van goed. Hij was zo slecht zelfs dat arme Gerry half uit elkaar gerammeld is. Hij is nu gerepareerd in de garage, dus we kunnen weer gelukkig samen op pad.
Ik zou voor anderhalve week in Yuendumu blijven, om vrijwilligerswerk te doen in een kunstcentrum, waar de aboriginal artiesten schilderijen maken. Toen ik aankwam, maakte ik als eerst kennis met de buurvrouw, Rosie. Een stevig gebouwde, pruimtabak kauwende aboriginee. Nadat ze mijn hand zo’n vijf minuten geschud had, moest ik me los trekken. Later ontdekte ik dat de vrouw een auto-ongeluk gehad heeft, en zwaar dement is. Ze verzamelt van alles in en om haar huis, van plastic tassen tot lege flessen, en we moesten ervoor zorgen dat ze haar schilderijen niet mee naar huis nam, want dan kwamen ze nooit meer terug. Warlukurlangu, het kunstcentrum, bestond uit twee werkplaatsen, een galerij, en twee gedeelten buiten waar de artiesten – zittend op kussens op de grond- konden schilderen. Ik was er samen met zeven andere vrijwilligers, en we werkten van negen tot half 6, vijf dagen per week. Accomodatie werd verzorgd in de ‘Donga’, een soort stacaravan, waar we met zijn zessen in konden slapen, en we kregen elke dag lunch op het werk. Voordat ik aankwam, had ik geen idee wat ik kon verwachten, dus verwachte eigenlijk niets. Daar aangekomen bleken er allerlei voorzieningen te zijn zoals een koelkast, douche, wasmachine, en zelfs wifi. Er waren drie winkels in het dorp zelf, en bij allen betaalde je de hoofdprijs. Er waren een jongeren- en ouderencentrum, een dokterspost, en een schooltje. Hier zou op dinsdagen Warlpiri les worden gegeven – de aboriginal taal die in dit gebied van Australië gesproken wordt - maar helaas op ‘mijn’ dinsdag was het vakantie en was er geen les.
Onze werkdag bestond voornamelijk uit het ‘bedienen’ van de artiesten. Thee, koffie, koekjes en broodjes brengen (‘too hot!’ ‘too cold!’ ‘more sugar!’), verf mengen, of bij ze zitten en ze stimuleren met hun schilderijen. Ook spanden we canvas, verfden we ze in de basiskleur, ordenden we de data, of voerden schilderijen in in de computer. Ik vond het het mooist om met de artiesten te zitten en met ze te praten, al waren de meesten niet spraakzaam of praten ze enkel Warlpiri met elkaar. Mijn favoriet was Ruth, met haar zoontje Cori, waar ik mee speelde. En Cheralyn, die mij en nog een meisje mee zou nemen op kangoeroejacht. Helaas was dat niet doorgegaan – ze was ons vergeten.. cultuurverschillen!- maar het was heel interessant om haar verhalen te horen wanneer ze bij het centrum was.
Zelf zijn we gaan kamperen in ons weekend, in Mission Creek, een plaatsje dichtbij Yuendumu. Kampvuur, verhalen, en gitaarmuziek. Kangoeroestaart en aardappels koken onder het zand, en slapen in ‘swags’ onder de sterrenhemel.
Ik voel me al bijna een local.
1.
Bali
2.
Einde Indo
3.
Back to Straya
4.
Settelen in Melbourne
5.
Melbourne, I like you
6.
Kamperen in Tassie
7.
In 't wild
8.
Die zomer, die begon zowat in september
9.
De hoogte punten van The Grampians
10.
On the road
11.
In the outback
12.
Desert, schilderijen en kampeertripjes
13.
Stuart Highway, krokodillen en Darwin
Create your own travel blog in one step
Share with friends and family to follow your journey
Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!