Happy tripping

Omdat Niels en ik 30 december van Medan naar Jakarta vliegen, leek het ons na Berastagi een goed idee om door te reizen naar Bukit Lawang. Bukit Lawang ligt niet ver van Medan en in het national park daar leven orang oetans. Die wilden we natuurlijk zien! Twee verschillende mensen hadden ons echter de tip gegeven om in plaats van naar Bukit Lawang, waar de orang oetans blijkbaar worden bijgevoerd om ze zo ‘zichtbaar’ te maken voor toeristen, naar Ketambe te gaan. Ketambe is een klein dorpje aan de rand van het Gunung Reuser national park, waar de orang oetans wél echt ‘in het wild’ leven. Aangezien er zeker tijd was om daar naar toe te reizen, hebben we meteen een guesthouse én een jungle trek geboekt.

Voor de jungle trek was er een keuze tussen twee dagen (en één nacht), drie dagen, vier dagen... Tot wel zeven(!) dagen in de jungle. Omdat Niels en ik best stoer zijn, maar niet zeven dagen stoer, hebben we gekozen voor de trek van twee dagen. ’s Ochtends werden we opgehaald door onze gids, Rudy, die ons meteen via de hoofdweg in het dorp mee nam de jungle in. De eigenaar van het guesthouse had al gewaarschuwd dat ze uiteraard niet kon beloven dat we orang oetans zouden zien, maar dat de gids zeker zijn best zou doen. Rudy deed blijkbaar zó hard zijn best, dat nog geen tien minuten lopen van de hoofdweg, we al meteen een orang oetan zagen. Echt ongelooflijk! Wat zijn ze groot zeg, en zo fel oranje. Hij legde uit dat orang ‘mens’ betekent in het Indonesisch, en oetan ‘bos’. Bosmens dus! Na even staan en genieten, verschuilde het bosmens zich achter bladeren en konden we echt aan ons avontuur beginnen.

Gaatje Nixaan

18 chapters

4 Nov 2022

Bosmensen

December 23, 2022

|

Ketambe (Indonesië)

Omdat Niels en ik 30 december van Medan naar Jakarta vliegen, leek het ons na Berastagi een goed idee om door te reizen naar Bukit Lawang. Bukit Lawang ligt niet ver van Medan en in het national park daar leven orang oetans. Die wilden we natuurlijk zien! Twee verschillende mensen hadden ons echter de tip gegeven om in plaats van naar Bukit Lawang, waar de orang oetans blijkbaar worden bijgevoerd om ze zo ‘zichtbaar’ te maken voor toeristen, naar Ketambe te gaan. Ketambe is een klein dorpje aan de rand van het Gunung Reuser national park, waar de orang oetans wél echt ‘in het wild’ leven. Aangezien er zeker tijd was om daar naar toe te reizen, hebben we meteen een guesthouse én een jungle trek geboekt.

Voor de jungle trek was er een keuze tussen twee dagen (en één nacht), drie dagen, vier dagen... Tot wel zeven(!) dagen in de jungle. Omdat Niels en ik best stoer zijn, maar niet zeven dagen stoer, hebben we gekozen voor de trek van twee dagen. ’s Ochtends werden we opgehaald door onze gids, Rudy, die ons meteen via de hoofdweg in het dorp mee nam de jungle in. De eigenaar van het guesthouse had al gewaarschuwd dat ze uiteraard niet kon beloven dat we orang oetans zouden zien, maar dat de gids zeker zijn best zou doen. Rudy deed blijkbaar zó hard zijn best, dat nog geen tien minuten lopen van de hoofdweg, we al meteen een orang oetan zagen. Echt ongelooflijk! Wat zijn ze groot zeg, en zo fel oranje. Hij legde uit dat orang ‘mens’ betekent in het Indonesisch, en oetan ‘bos’. Bosmens dus! Na even staan en genieten, verschuilde het bosmens zich achter bladeren en konden we echt aan ons avontuur beginnen.


De avond en nacht voordat we gingen lopen, had het ontzettend hard geregend. Gelukkig regende het niet toen we de jungle in gingen, maar de paden waren uiteraard ontzettend modderig. Klimmen, klauteren, vallen en weer opstaan... Na mijn tweede val ging Rudy met zijn machete in de weer en hakte een wandelstok van bamboe, ook voor Niels. Die stok was niet alleen heel handig maar eigenlijk gewoon onmisbaar. Geen valpartijen meer met die stok in mijn hand.

Rudy is 29 en woont al zijn hele leven in Ketambe. De jungle is zijn achtertuin en hij kent niet alleen alle paadjes maar weet ook ontzettend veel over de flora en de fauna. Regelmatig stond hij dus even stil om naar bomen, insecten en bloemen te wijzen en daar uitleg over te geven. Gaandeweg kwamen Niels en ik erachter dat álles groter is in de jungle, van de pissenbedden tot de bladeren aan de boom. Gelukkig waren de bloedzuigers, waar we er genoeg van

hebben gezien op de paden én in onze schoenen, eigenlijk maar heel klein.

In de vier uur die we erover deden om naar het kamp te lopen, hadden we maar liefst twee orang oetans, één withand gibbon, een pissenbed zo groot als een muis en een handvol bloedzuigers gezien. Rudy bleef maar zeggen dat we ontzettend veel geluk hadden met het feit dat we al twee orang oetans hadden gezien, maar ons geluk eindigde daar niet. Toen we onze tassen bij het kamp neer hadden gezet en we een fantastische lunch van kok Mino hadden gekregen, liepen we nog zo’n drie uur in de jungle rondom het kamp en zagen we nóg vier orang oetans: twee mannetjes en één vrouwtje met kind! Zowel Niels als ik konden alleen nog maar ‘oh, wauw!’ uitbrengen terwijl we naar de orang oetans stonden te kijken, die overigens best dichtbij waren.

Eenmaal terug bij het kamp stond Mino een fantastisch diner in elkaar te draaien. Hij moest het doen met één wok op drie stenen met daaronder een klein vuurtje. En aan eten geen tekort (zie foto)! Na het eten hebben we met zijn vieren bij het kampje gezeten. Mino helaas wat achteraf omdat hij bijna geen Engels spreekt, maar toch erg gelachen met zijn vieren. Ondertussen was de zon natuurlijk al lang onder en wow, wat is het donker in de jungle! Het riviertje waar we aan sliepen kon je vanuit de tent wel horen, maar zeker niet meer zien.

De volgende dag zijn we, na het ontbijt, weer op pad gegaan met Rudy. Deze keer een relatief korte wandeling naar de hot springs. And hot they were! Rudy wees naar de plek waar kokend heet water uit de rotsen komt en zei dat je daar binnen tien minuten een eitje in zou kunnen koken. Omdat het hete water iets verderop samenkomt met het koele bergwater was het de perfecte plek om even tussen de rotsen het water in te gaan. Daar kregen we van Rudy ananas, geserveerd op een blad van een boom met een prikker van een bladstengel. Dat maakte het jungle plaatje echt helemaal af.

Na de hot springs keerden we terug naar het kamp om onze spullen in te pakken en terug te gaan naar de bewoonde wereld. De hele weg terug naar het guesthouse kon ik niet stoppen met nadenken over de jungle trek. Rudy en Mino hadden Niels en mij echt behandeld alsof we van adel waren. Zodanig zelfs dat we ons soms een beetje opgelaten voelden. Ze hadden hun jungle ervaring zo veel mogelijk op ons over proberen te dragen en dat is zeker gelukt, maar door hun vaardigheden voel ik me toch echt een afhankelijk stadsmens. Als de apocalyps uitbreekt, vlieg ik naar Indonesië om bij deze gasten in de buurt te zijn. Daarbij werd het me pijnlijk duidelijk hoe bevoorrecht ik ben dat ik deze reis kan maken en deze ervaringen kan opdoen. Rudy en Mino hebben beiden Sumatra nooit verlaten, ondanks hun dromen over Europa, Amerika en Australië. Rudy spaart voor een reis naar Mekka en verwacht dat dat de enige verre reis is die hij in zijn leven kan maken. De jungle trek was niet alleen een toffe levenservaring, het heeft me zeker ook meer bescheidenheid geleerd ten aanzien van de dingen die ik allemaal heb, zowel materieel als immaterieel.

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2025 Travel Diaries. All rights reserved.