In Australië lees ik het boek "Down Under" van Bill Bryson, over zijn reizen in dit immense land met slechts 23 miljoen inwoners. Hij is mijn favoriete reisschrijver. Hij is zeer goed geïnformeerd en neemt hele brokken geschiedenis zodanig in zijn verhalen op dat je pas na enige tijd beseft hoeveel je en passant te weten bent gekomen. Hij heeft oog voor de kleine verhalen en treedt buiten de geijkte paden. Zo vertelt hij bijvoorbeeld (vrij vertaald) over die keer dat hij in een klein stadje in "the middle of nowhere" een bord ziet staan van een plaatselijk historisch museum (elk stadje heeft overigens zo'n museum). Hij stopt meteen. Na lang rammelen verschijnt er een oud vrouwtje aan de deur die hem wel voor een dollar een kaartje wil verkopen. Dat duurt al met al een kwartier, maar het is een mooi kaartje. Binnen in een duister zaaltje drukt ze op een knop en vertrekt. Bill kijkt dan een uur lang volkomen gebiologeerd naar een stel glimmende, krakende, felgeverfde poppen die rondjes draaien en met blikkerige stemmen de geschiedenis van het stadje vertellen. Hij is diep geroerd. Na afloop schudt hij het oude vrouwtje wakker. "Come back soon, honey",
boleck
10 chapters
16 Apr 2020
May 31, 2015
In Australië lees ik het boek "Down Under" van Bill Bryson, over zijn reizen in dit immense land met slechts 23 miljoen inwoners. Hij is mijn favoriete reisschrijver. Hij is zeer goed geïnformeerd en neemt hele brokken geschiedenis zodanig in zijn verhalen op dat je pas na enige tijd beseft hoeveel je en passant te weten bent gekomen. Hij heeft oog voor de kleine verhalen en treedt buiten de geijkte paden. Zo vertelt hij bijvoorbeeld (vrij vertaald) over die keer dat hij in een klein stadje in "the middle of nowhere" een bord ziet staan van een plaatselijk historisch museum (elk stadje heeft overigens zo'n museum). Hij stopt meteen. Na lang rammelen verschijnt er een oud vrouwtje aan de deur die hem wel voor een dollar een kaartje wil verkopen. Dat duurt al met al een kwartier, maar het is een mooi kaartje. Binnen in een duister zaaltje drukt ze op een knop en vertrekt. Bill kijkt dan een uur lang volkomen gebiologeerd naar een stel glimmende, krakende, felgeverfde poppen die rondjes draaien en met blikkerige stemmen de geschiedenis van het stadje vertellen. Hij is diep geroerd. Na afloop schudt hij het oude vrouwtje wakker. "Come back soon, honey",
zegt ze vriendelijk. "Yes, sure" (Bill is slecht in nee-zeggen) en hij vervolgt voldaan zijn reis.
Maar wat zijn boeken vooral zo leesbaar maakt, is dat hij zichzelf volkomen voor gek kan zetten. Hij geneert zich niet om zijn eigen zwakheden en kleinzieligheden zo gedetailleerd te etaleren, dat ik vaak dubbelklap van het lachen.
Ons reisverhaal over Australië bestaat uit een reeks losse, persoonlijke, zeer subjectieve observaties, te hooi en te gras verzameld tijdens onze reis van een maand langs de oostkust.
Na Bali zorgen de eerste dagen in Australië voor een cultuurschok. Wat zijn de mensen grofgebouwd, vreselijk gekleed, wit, dik en lelijk (er zijn uitzonderingen). Maar wat een genot: ze zijn uiterst vriendelijk en ongekend
goed geïnformeerd. En wat zijn ze behulpzaam en aardig. Ze nemen alle tijd om ons van alles uit te leggen. En zo extravert, nog veel meer dan in Amerika. In de supermarkt word je in elk gangpad aangesproken: over het mooie weer, de lekkere aardbeien, de soep die in de aanbieding is. Je hoeft er allemaal niks mee, maar je krijgt er meteen goede zin van. Het is net of iedereen hier steeds goedgeluimd is. En dan tot slot het zestienjarige kassameisje (uitzondering) dat Peter van 67 toespreekt met "How is your day, love" en "Here is your change, sweety". Kom daar maar eens om bij AH XL. Na een paar dagen zeggen ook wij tegen elkaar: "No worries, mate".
In Australië is men ook erg van de gezellie. Breakfast is Brekkies, inwoners van Rockhampton noemen zich Rockies, we doen onze boodschappen bij de Woollies (Woolworths) en our sweet little oldies gaan nog graag naar de pokies. Sowieso hoor je hier niets over de grijze golf of, erger nog, de grijze prop. Nee, hier zijn ze dol op hun "golden oldies". En terecht, want alle musea, VVV's, stadsparken, botanische tuinen, speelplaatsen en zwembaden drijven op vrijwillige, kwieke, actieve 65- tot 80-plussers.
Australië is een heel bijzonder mengsel van Engeland en Amerika. Dat zegt ook Bill Bryson en hij kan het weten. Hij woonde ruim twintig jaar in de USA en daarna twintig jaar in Engeland. Weidse straten, brede, lage houten huizen met veranda's, winkelcentra buiten de stad. Maar ook erkertjes, luiken, bloemetjesgordijnen, antiekwinkeltjes en potten vol geraniums. Mannen met grote, grijze baarden, geblokte kniekousen, lange, wijde, korte broeken en een forse hoed. Vrouwen met geruite plooirokken, stevige stappers en zelfgebreide vesten.
Het hangt natuurlijk ook af van het gedeelte van Australië dat je bezoekt. Wij reizen van Sydney naar Cairns langs de kust met enkele uitstapjes meer landinwaarts. In de grotere steden aan zee is er volop een mengsel van leeftijden en leefstijlen. Maar een gebied als de Blue Mountains is heel Engels met stews, scones en heel veel room.
Men maakt zich (terecht) veel zorgen om het toenemende overgewicht van de bevolking. Om mensen bewust te maken dat elk pondje door het mondje gaat, staat er in de winkels bij elk product en in restaurants op de menukaart bij elk gerecht het aantal kilojoules dat dit eten bevat. En overal hangen bordjes met de tekst: "An average adult needs 8700 Kjoules a day". Dat eet toch minder lekker en spontaan; zo staan we in de ijssalon voor de hinderlijke gewetensvraag: "Neem ik nu een bolletje chocolade-ijs van 832 kilojoules of een bolletje citroensorbetijs van 567?"
Australië moet een welvarend land zijn. Dat merken we al aan het prijsniveau: zelfs in vergelijking met Nederland is alles hier behoorlijk duur. Maar we merken het vooral aan de inrichting van de buitenruimte. Overal langs de kust, bij elke badplaats, heeft de gemeente prachtige "boardwalks" aangelegd: kilometers lange wandelpaden van hout of tegels met uitzicht op zee. Heel verzorgd, geld lijkt geen rol te spelen. Er is veel beeldende kunst te zien en er zijn bijzondere bloembakken, monumenten en borden met historische informatie in het ontwerp opgenomen. Overigens horen we later ook over de groeiende groep armen en daklozen; ook hier worden de verschillen groter.
De geschiedenis wordt gekoesterd. Het is net honderd jaar geleden dat de Australiërs en Nieuw-Zeelanders samen met de Britten in Turkije vochten: de slag bij Gallipoli, die rampzalig is verlopen. Overal waren er eind april grote manifestaties om op Anzac Day hun helden te herdenken en er werden volop nieuwe gedenktekens opgericht.
De geschiedenis van hun eigen oorspronkelijke bevolking komt er bekaaider vanaf. Er zijn her en der borden waar enige informatie is te lezen over de mensen die oorspronkelijk op die plek leefden. De teksten ademen halfslachtig schuldgevoel. En er zijn plaatsen waar Aboriginals met trots demonstraties geven en verhalen vertellen over hun cultuur. Maar het lijkt een bijna verloren zaak.
Ook wij moeten bekennen heel weinig te weten van deze geschiedenis. We hebben alleen een paar films gezien. In het boek van Bill Bryson staat veel informatie en word je je weer bewust van de hoogmoed en de agressie van "ons" blanke ras.
Al 50.000 jaar geleden zijn de eerste bewoners in Australië gearriveerd. Ze leefden op allerlei plaatsen door het hele land in kleine familiegroepen. Hun leven was perfect aangepast aan de natuurlijke omstandigheden. Ze
trokken met de seizoenen mee en wisten precies welk voedsel op welk moment waar te vinden was, soms op de week af nauwkeurig. Hun menu was zeer gezond en gevarieerd en bestond uit allerlei soorten wild, vis en insecten en ze kenden honderden eetbare planten en vruchten. Ook medicinale. Elke groep had een eigen taal en culturele regels en gewoonten. Toch was er veel contact. Onder andere voor de uitwisseling van huwelijkskandidaten. Want seksuele relaties binnen de eigen groep waren verboden en werden streng bestraft. Door heel Australië liep een netwerk van paden en paadjes en via tekens op rotsen werd met elkaar gecommuniceerd over gezamenlijke bijeenkomsten. De rollen van mannen, vrouwen, kinderen, jongeren en ouderen waren duidelijk en allemaal even belangrijk en levensnoodzakelijk. Na de puberteit werden de jongens weggestuurd en moesten ze zich een paar jaar alleen zien te redden met de vaardigheden die ze geleerd hadden. Na terugkomst was dan duidelijk of ze een waardevol lid van de stam zouden zijn. Ouderen waren van groot belang omdat ze onmisbare kennis bezaten die doorgegeven moest worden. Ze kenden plaatsen, technieken, geneeswijzen, maar ook de liederen, verhalen en rituelen. Ook boden ze zichzelf aan als proefpersoon voor experimenten met
onbekend voedsel of nieuwe natuurlijke medicijnen.
De komst van de Engelsen heeft in korte tijd deze hele cultuur vernietigd. Aanvankelijk werden de oorspronkelijke bewoners als een hinderlijke diersoort beschouwd, waar ongestraft op gejaagd mocht worden. De plaatsen waar ze voedsel zochten, werden bezet en verboden terrein. Daarna werden er pogingen gedaan om hen "aan te passen": ze kregen een broek aan met bretels en een pet op en werden als arbeiders tewerkgesteld. Europese ziekten, alcohol en voedsel dat totaal niet "matchte" met hun eigen dieet, zorgden voor verdere uitroeiing. De overeenkomsten met het lot van de indianen is groot. Het waren in beide gevallen culturen die niet te integreren waren in de westerse cultuur en omgekeerd. En waar niet met respect en interesse naar gekeken werd en gezocht werd naar een vorm van vreedzaam samenleven. En nu is het te laat.
We zijn naar een cultureel centrum geweest waar geprobeerd wordt de oude verhalen, kennis en vaardigheden te behouden en door te geven. We waren vrijwel de enige bezoekers. Hoe waardig en levendig de Aboriginals daar hun werk ook deden, toch bleef het gevoel bestaan in een museum te zijn beland.
Iets heel anders: schooluniformen. Ik beschouwde dat altijd als een ietwat achterhaald middel om het beeld van de gelijkwaardigheid van de kinderen te bevestigen. Tijdens deze reis ben ik er wat anders tegenaan gaan kijken. In armere landen is het een symbool voor een belangrijk aspect van het leven. Naar school gaan is een voorrecht, het uniform is kostbaar en laat zien dat je er veel voor over moet hebben om dat voorrecht te hebben. Naar school gaan is belangrijk, dat doe je liever niet in oude, kapotte kleren (vergelijkbaar met onze zondagse kerkkleren vroeger). En het uniform is een symbool van trots: je hoort bij een speciale gemeenschap.
In Australië zag je ook binnen de schooluniformen de ongelijkheid optreden. De kinderen van de privéscholen (zelfs kleuters) droegen plooirokken, lange broeken, witte overhemden, een stropdas, een colbertje en een grote padvindershoed. De kinderen van de staatsscholen droegen knalgele polo's, fladderende groene broeken tot de knie en een geelgroen gestreepte pet. Maar hier werd een ander voordeel duidelijk. Geen huiselijke ochtenddrama's over kleren die wel of niet deugen, geen eindeloze discussies over te dun, te bloot, te kort, geen angst om er niet uit te zien, geen eindeloze shopmiddagen voor ouders en -sommige- kinderen. Na school gaan de uniformen uit en trek je je gewone (speel)kleren aan. En voor feesten en partijen is één feestelijk setje genoeg.
Australië is tijdens deze reis voor ons het land van de enge beesten. Australiërs vertellen voortdurend dat het allemaal overdreven verhalen zijn, dat het heel erg meevalt met die enge beesten. Waarna ze vervolgens smeuïg vertellen over oom Jake die door een schorpioen is gestoken en nu in een rolstoel zit en nicht Dorothy die een krokodil voor een boomstam aan zag, maar dat kan ze niet meer navertellen. In ieder geval hebben wij, ondanks veel zonnige dagen, nauwelijks in zee gezwommen. Het was toch niet zo aanlokkelijk met al die waarschuwingsborden voor krokodillen en "stingers" (kwallen). Zeker niet als er netten gespannen moeten worden tegen de crockies en er grote informatieborden staan met een fles azijn ernaast. Als je gestoken bent door een stinger, dan moet je namelijk meteen heel veel azijn gebruiken, maar meestal ben je binnen een half uur dood. Dat staat er letterlijk.
Voor dames van een zekere leeftijd met een zwakke blaas is Australië een paradijs. Overal, maar dan ook overal, zijn gratis schone wc's te vinden met toiletpapier en water of handreinigers. Op parkeerplaatsen, bij VVV's, langs wandelpaden, in de kleinste parken, bij elke strandopgang, in iedere supermarkt en in elk winkelcentrum glimmen de mannetje/vrouwtje-bordjes je wenkend tegemoet. Soms staat er aan het begin van een stadscentrum al een plattegrond met "Where to find our public restrooms?" Er schijnt zelfs een website voor te zijn. Nooit in blinde paniek door de straten rennen en in hoge nood een nietsvermoedende agent aanklampen, zoals mij in Sao Paolo, Paramaribo, Zevenaar en Amsterdam overkwam (dom, ik had beter een dame van zekere leeftijd enz. kunnen aanspreken). Geluk zit soms in kleine dingen.
Aan het eind van deze maand waren we vier dagen in Sydney, een hele fijne stad. We hadden mazzel, er was net Vivid, een lichtfestival waarbij 's avonds door het hele centrum allerlei kunstobjecten met lichteffecten te zien waren. Zo werd ook het Opera House steeds anders verlicht (zie foto). Een mooie afsluiting.
SERVAS
In 1948 bedacht een Amerikaanse uitwisselingsstudent in Denemarken met een stel medestudenten een (mogelijk te optimistische) manier om volgende oorlogen te voorkomen. Hun idee was simpel: als mensen van diverse volkeren bij elkaar logeren, samen eten, gedachten uitwisselen, hun dagelijks leven delen, dan zullen ze minder geneigd zijn elkaar als vijanden te zien en
vervolgens dood te schieten.
Zo ontstond Servas, een wereldwijde organisatie van "Open Doors". Je wordt lid na een gesprek met een regionale coördinator en biedt vervolgens gastvrijheid aan andere leden. Zelf kun je logeren bij alle leden over de hele wereld. Er zijn duizenden leden in heel veel landen. Elk land maakt jaarlijks een digitale lijst met namen, adressen en persoonlijke informatie (beroep, interesses, hobby's, reizen, talen). Als je op reis gaat vul je een formulier in met je eigen gegevens en een persoonlijke motivatie. Die mail je, met je logeerverzoek, naar de uitgezochte host. Als het uitkomt, ben je twee dagen en nachten welkom. Als het niet uitkomt, heb je pech. Er wordt binnen Servas volstrekt geen geld uitgewisseld. Hooguit kleine, symbolische cadeautjes. En soms kook je als reiziger voor je gastheer/vrouw of bied je een etentje aan. Omgekeerd staat jouw huis open voor anderen (als het uitkomt). Zo hebben wij al 35 jaar op allerlei plekken in de wereld bijzondere mensen leren kennen en een stukje van hun dagelijkse leven meegemaakt. En hebben we jaarlijks 2 of 3 keer gasten uit allerlei landen.
Veel Servasbezoekers zijn enthousiaste reizigers, staan open voor nieuwe zaken, zijn flexibel en breed geïnteresseerd. En kunnen zichzelf redden als je overdag geen tijd hebt. Je hoeft ze niet te entertainen. Het is omgekeerd wel een inspannende manier van reizen. Je moet je snel aanpassen aan de huiselijke situatie, veel investeren in gesprekken, aftasten wat de gebruiken, ongeschreven regels en gevoeligheden zijn. Het is geen gratis hotelsysteem. Maar door de wederzijdse wens tot contact verloopt dat vrijwel altijd zonder problemen en is het een enorme verrijking van je reiservaringen.
In Australië hebben we drie keer Servasmensen bezocht.
In de straat van Sherry en Dudley zagen we de gevolgen van een hevige storm van een week ervoor. De natuur kan in dit land zo overweldigend zijn. Van buiten zag je haast niets bijzonders, alleen lag er veel huisraad in de tuinen en een paar afgerukte pannen. Ze legden ons uit hoe de regen langzaam de plafonds had verzadigd en deed instorten. En vooral wat dit betekende voor allerlei mensen. Hun eigen huis had geen schade, maar lag vol met spullen van anderen.
Bij Jean en Peter waren we 5 dagen, we kenden elkaar van hun bezoek aan Nederland twee jaar geleden. Het klikte opnieuw. We ontmoetten hun kinderen (zie foto van moederdagbrekkies) en praatten over hun leven, werk en plannen. En we gingen uren op pad, want J en P bleken gedegen vogelaars. Helaas, ik moet nu echt een bril. Terwijl ik een vaag zwart, bewegend vlekje zag, riepen zij enthousiast: "kijk, een geel-paarse tjiftjaf met rood-groen gestreepte veren en een oranje kraagje, heel bijzonder".
En Beverley van 75 in Cairns wist alles van goede en slechte vetten, proteïnen en mineralen, quinoa en chiazaad; we reisden herboren verder.
Create your own travel blog in one step
Share with friends and family to follow your journey
Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!