wereldreis 2015

In tegenstelling tot de rest van (islamitisch) Indonesië is Bali overwegend hindoeïstisch, met een mengsel van bijgeloof. Het mooiste voorbeeld is Nyepi, de jaarlijkse Dag van de Stilte, de nieuwjaarsdag van de Balinese kalender. Van te voren wordt er maandenlang hard gewerkt aan levensgrote poppen met een woest uiterlijk, met uitpuilende ogen, dikke wenkbrauwen en vervaarlijke tanden. Vergelijkbaar met ons carnaval. Deze poppen symboliseren de demonen die kwaad willen doen. Daags voor Nyepi worden ze met luid kabaal rondgedragen en daarna verbrand. Op de dag zelf moet iedereen 24 uur binnenblijven, geen geluid maken en geen lichten gebruiken. Winkels, restaurants, het vliegveld, zelfs het luchtruim en alle havens zijn gesloten, ook toeristen moeten in hun hotelkamer blijven met de gordijnen dicht. De achterliggende gedachte is dat de boze geesten, die terug willen keren, denken dat Bali niet bestaat (je hoort en ziet immers niets) en zodoende niet op het eiland zullen komen, maar naar elders vertrekken.
Prachtige tradities -een dag rust en stilte kan heel zinvol zijn- maar ook een illustratie van het mengsel van religie en

boleck

10 chapters

16 Apr 2020

BALI

April 26, 2015

In tegenstelling tot de rest van (islamitisch) Indonesië is Bali overwegend hindoeïstisch, met een mengsel van bijgeloof. Het mooiste voorbeeld is Nyepi, de jaarlijkse Dag van de Stilte, de nieuwjaarsdag van de Balinese kalender. Van te voren wordt er maandenlang hard gewerkt aan levensgrote poppen met een woest uiterlijk, met uitpuilende ogen, dikke wenkbrauwen en vervaarlijke tanden. Vergelijkbaar met ons carnaval. Deze poppen symboliseren de demonen die kwaad willen doen. Daags voor Nyepi worden ze met luid kabaal rondgedragen en daarna verbrand. Op de dag zelf moet iedereen 24 uur binnenblijven, geen geluid maken en geen lichten gebruiken. Winkels, restaurants, het vliegveld, zelfs het luchtruim en alle havens zijn gesloten, ook toeristen moeten in hun hotelkamer blijven met de gordijnen dicht. De achterliggende gedachte is dat de boze geesten, die terug willen keren, denken dat Bali niet bestaat (je hoort en ziet immers niets) en zodoende niet op het eiland zullen komen, maar naar elders vertrekken.
Prachtige tradities -een dag rust en stilte kan heel zinvol zijn- maar ook een illustratie van het mengsel van religie en

bijgeloof waar Bali in gevangen zit en mede daardoor naar onze mening geremd wordt in haar sociaal-economische ontwikkeling. Want zo'n dag is ook een symbool van angst en verlamming.

In Bali verblijven we 2,5 week in het gastenverblijf van een Nederlands echtpaar met Indonesische wortels. Zij besloten 15 jaar geleden in een klein vissersdorp in Zuidoost-Bali een vakantiehuis te bouwen met een gastenverblijf in de tuin voor hun kinderen, vrienden en bekenden. Zij hebben er 4 mensen (parttime) in dienst: Komang voor het algehele toezicht (de "manager"), Ketut voor de schoonmaak en de was, Wayan 1 als tuinman en Wayan 2 als nachtwaker. Op afroep is er Madé, een vertrouwde taxichauffeur. En zo zorgen ze mede voor de inkomsten van meerdere families.
Met Komang maken we een wandeling door de rijstvelden, we drinken thee bij familieleden en zijn nichtje loopt gearmd met mij verder naar de top van een heuvel. Als we op de top het prachtige uitzicht over de intens groene velden bewonderen, spreidt Komang zijn armen uit en kijkt ons stralend aan: "This is Bali".
We worden door Komang ook uitgenodigd voor de tempelceremonie bij volle maan. Geduldig helpt hij ons beiden met het omknopen van de sarong. En dan gaan we op weg, samen met zijn vrouw, zijn schoonzus en hun kinderen in een lange stoet van dorpsgenoten. De vrouwen dragen grote manden op hun hoofd vol fruit, bloemen en wierook (zie foto). Bij de tempel wordt gezongen en gebeden, de manden worden gezegend en de honderden dorpelingen met water gereinigd. Wij ook. Na afloop krijgen we een deel van het fruit uit de mand en Komang zegt vol trots: "This is Bali".
We vragen Ketut, die zeer geïnteresseerd is in onze reizen, of zij wel eens een paar dagen op vakantie gaat. Nee, dat is onmogelijk. In Bali woon je met je hele familie bij elkaar. Soms wel met dertig mensen. Die laat je niet alleen. Daar moet je, vooral als vrouw, dagelijks voor zorgen. This is Bali. Jazeker, met je familie alle vreugde en verdriet, angst, narigheid, zorg en geluk delen, heeft ongetwijfeld hele mooie kanten en het scheelt veel keukentafelgesprekken en psycho-sociale hulp (en toch kiezen wij er in het westen niet meer voor......). Het betekent onder andere dat er zelden iemand ver weg trekt, niet voor een reis, maar ook niet voor werk, ondanks de grote werkeloosheid. Sowieso krijg je een baan meestal via je familie, tenzij je potentiële werkgevers, inclusief de overheid, fors betaalt. Dus geld is een constant probleem. En tja, er is ook geen geld voor reizen, omdat er steeds gespaard moet worden voor de ceremonies. Ook "this is Bali".
Taxichauffeur Madé is onverwacht openhartig: "Balinezen worden nooit rijker, al ons geld gaat naar ceremonies". Voor een baby moet er bijvoorbeeld in het eerste jaar om de paar maanden een speciale ceremonie worden uitgevoerd. Voor een crematie-ritueel moet jaren gespaard worden (de overledene wordt daarom soms eerst voor lange tijd begraven, voordat hij of zij gecremeerd kan worden). Elke ceremonie betekent dagenlang decoraties maken, hele bouwwerken in elkaar

zetten (die na afloop in elkaar gezakt op het strand blijven liggen), heel veel mensen te eten geven. En minstens halve werkdagen verzuimen.
Regelmatig staan we in een file, tussen tientallen bussen en vrachtwagens met laadbakken vol vrolijke, prachtig geklede feestgangers. Op weg naar een bruiloft die drie dagen duurt. Al die tijd verschijnen deze gasten (soms wel 1000) niet op hun werk. De baas is daaraan gewend. Ook "this is Bali".

Vanuit ons huisje verkennen we letterlijk in stappen onze omgeving. We lopen naar het winkeltje in het dorp voor onze basisbehoeften (crackers, nootjes, sap) en naar het stalletje voor bananen, ramboetans en mangistan, waar de prijzen langzaam zakken naarmate die wandelende Blanda's een vertrouwd gezicht worden. De taxichauffeurs en zelfs de scooterboys langs de weg blijven het proberen: "Transport???" Maar helaas, "terima kasih", zeggen we vriendelijk, "jalan-jalan".
We zien de vissersboten 's ochtends terugkomen, bekijken samen met een Indiase journalist als enige bezoekers een nabijgelegen paleis van de laatste radja, gaan op zoek naar tempels waar we in ons eentje kunnen rondlopen, kopen met onze Nederlandse gastheer nasi tjampoer, saté en martabak bij de lekkerste stalletjes in de naburige stad, vouwen ons twee- (Lucia) en driedubbel (Peter) op in de bemo (soort mini-taxibusje), drinken luwak koffie (van bonen die door een civetkat zijn opgegeten, gefermenteerd en weer uitgepoept) en proeven tien soorten zelf verbouwde thee (zie foto).
Bali, zo mooi, zo vriendelijk, zoveel kleuren, zulke beeldschone mensen met een prachtige glimlach, zoveel bijzondere kunst verweven in het dagelijks bestaan, zo'n rijkdom aan beelden, gewoon op elke hoek van de straat. De muziek, de dansen, de natuur, de kalmte. Langzaam kruipt Bali onder onze huid.

We besluiten één toeristisch uitstapje te maken: de nachtelijke beklimming van de berg Batur om de zon te zien opkomen boven de oude vulkaan. Als we om 4 uur 's ochtends bij het startpunt arriveren staat onze gids al klaar. Met zijn dochtertje Nengah van tien. Och wat leuk, ze mag een keertje mee met haar vader, denken wij naïef. Ik zeg nog tegen Peter: "dan komt ze wel te laat op school, want we zijn niet voor 9 uur terug." "Maar het is zaterdag", zegt Peter.
Als we een eindje op weg zijn, vraag ik haar onder andere naar haar school. Maar ze lacht alleen vriendelijk, ze kent geen Engels. Vader geeft antwoord. Nee, ze gaat niet meer naar school, ze is al tien en school is klaar. Ze gaat elke nacht met vader mee de berg op. In haar rugzak

zitten flesjes cola om boven te verkopen. Zo is vader zelf ook begonnen toen hij tien was.
Ook "this is Bali" en inwendig vloekend lopen we verder, "rotland, zorg eerst eens beter voor je kinderen in plaats van steeds maar tempels te bouwen; het is 2015!". Eenmaal boven kopen we, tegen al onze principes in, een flesje cola van haar. Ze is zo lief. Terwijl vader een stok voor mij snijdt en me bij het moeilijkste stuk stevig aan de hand neemt en stapje voor stapje naar boven helpt, let zij heel goed op of Peter het juiste pad aanhoudt. Want het blijkt een hele lastige, steile tocht over rotsige stenen en losse zwarte kiezels, in het pikkedonker met alleen een koplamp. Overigens wel heel prachtig om die lange sliert van lichtjes omhoog te zien kruipen. Als het langzaam licht wordt, zien we de mooiste kleuren verschijnen over het kratermeer en de bergen eromheen. Nengah probeert haar cola te verkopen, maar ze blijkt lang niet het enige kind met zo'n rugzak en ze houdt veel flesjes over. Weer beneden geven we, opnieuw tegen onze principes, een flinke fooi, en we weten dat dat voor haar toekomst geen enkele oplossing biedt.
Natuurlijk, we zijn buitenstaanders, we zien maar een heel klein deel en kijken door een westerse bril, we weten veel te weinig van de achtergrond, maar ons beeld van Bali kent scherpe contrasten.
De vraag is: hoe staat het met ons en hun Bruto Nationaal Geluk?

De laatste week verblijven we in Ubud, stadje van kunstenaars, yoga en meditatie en kooplustige toeristen. Elke morgen verschijnt er een vrouw bij ons hotel in prachtige ceremoniële kleding. Ze zet bij elk beeld in de tuin en bij elke kamer een klein gevlochten mandje met bloemen, fruit, rijst en brandend wierook. Zo sereen en spiritueel. Tien minuten later komt er een tweede vrouw, prachtig gekleed, een schaal vol mooie, kleine mandjes op haar hoofd. Het ritueel herhaalt zich. Heel sereen en spiritueel. Na tien minuten volgt nummer drie. Fraai gekleed, een grote mand op haar hoofd, vol mooie, kleine mandjes met bloemen, fruit, rijst en wierook. Weer heel .....tsja.

DE STOEP IN UBUD

Vijfendertig jaar geleden schreef ik (Peter) in onze reisbrief een verhaal over het trottoir in een Indiase stad. Maar in Ubud op Bali kunnen ze er ook wat van, dus ik ga "op herhaling". Nu gebruik ik het woord "stoep" omdat "trottoir" eigenlijk wat te sjiek klinkt in deze context.
Laat ik vooropstellen dat het eigenlijk geen stoep is, althans dat is niet de primaire functie. Het is een goot voor de afvoer van het regenwater en van het irrigatiewater voor de vele rijstvelden rondom de stad. Het gebruik als voetpad is in feite een secundaire functie. De betonnen goot is afgedekt met platen en daar kun je over lopen. Om de zo veel meter is het een losse plaat met een hijsoog, zodat de goot toegankelijk is voor onderhoud. Dat laatste is hard nodig want er komt veel vuil in terecht. Die platen met hijsoog zijn het zwakke punt in het systeem: deze zijn vaak kapot, liggen scheef of gekanteld of in de lengterichting erbovenop en soms zijn ze helemaal verdwenen. In dat laatste geval heeft een attente bewoner soms een waarschuwing geplaatst in de vorm van een vuilniscontainer of iets dergelijks (zie foto) maar vaak ook niet; dan is er een gapend gat. Veel toeristen zijn dan ook in het donker in zo'n gat gemieterd, met pittige verwondingen tot gevolg.
Zo'n gat is niet de enige hindernis. Bij elke zijsteeg of inrit is de stoep verlaagd om (vooral) scooters makkelijk toegang te verschaffen. Die schuine stukjes overbruggen vaak forse hoogteverschillen, zijn steil en glad bij nat weer. Ook liggen er regelmatig bouwmaterialen op de stoep (vooral bergen grind en zand), als ergens gewerkt wordt (of ooit gewerkt werd) aan renovatie van een pand. En dan zijn er nog de geparkeerde scooters en auto's; door het chronisch tekort aan parkeerruimte moeten hun eigenaren elk plekje benutten om hun voertuig kwijt te raken. Begrijpelijk maar irritant. Want dan moet je als voetganger dus de (drukbereden) straat op om verder te komen.
Kortom: het belopen van de stoep in Ubud is topsport, vooral in het donker -vanaf 6 uur 's avonds- en vereist een hoge mate van concentratie. Even in een etalage kijken of reageren op het zoveelste aanbod voor een taxirit moet ten stelligste worden ontraden. De laatste avond liepen we terug van een restaurant waar Lucia voor het eerst sinds maanden weer eens een glaasje wijn had gedronken. Twee zelfs, want het tweede was gratis, en je bent en blijft Hollander, nietwaar? Toen heb ik haar maar even stevig bij de hand genomen, om te voorkomen dat ze de volgende dag met een arm of been in het gips het vliegtuig in zou moeten.

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.