Kenia

Na een week besloot ik om ’s ochtends in plaats van een uur in de file te staan (too Dutch for that), een uur vanaf South B naar het centrum te lopen. Het is meer dan 5 km lopen, maar dan weet ik in ieder geval hoe laat ik aan kom en dat vind ik fijn. Mooi meegeomen: zo kan ik alle chapati’s die ik hier eet er een beetje aflopen. Ook al is de route gewoon door een normale buitenwijk (geen sloppenwijk) zijn er onderweg behoorlijk wat indrukken.

Ik zie de bewakers bij de poort en groet hen. De matatu die voorrijdt sla ik af. De conducteur schreeuwt nog wat naar me, maar dit versta ik toch niet. De schoolbus moet wachten op de overstekende geiten en toetert geirriteerd. Doordat ik door een andere gate kan lopen, snij ik een stukje af van de normale route. Dit is het rustigste stukje van de route en hier geniet ik dan ook enorm van. Terug op de drukke weg zie ik de vrouwen hun kraampjes klaar maken. Ze verkopen meestal fruit, maar soms ook andere etenswaren zoas ugali en rijst. Sommige vrouwen hebben geen kraampje en verkopen hun spullen op een kleedje op de grond. Andere vrouwen lopen voorbij met hun kind achterop gebonden en dragen een zware zak op hun hoofd. Langs de kant zitten en liggen veel mannen in de berm, ik vraag me af of dit hun dagelijkse bezigheid is. Er ligt een dode rat in de goot en een levende glipt het terrein van het ziekenhuis op. Ik zie de kinderen in hun versleten uniform naar school lopen. Wanneer ik hen passeer roepen ze allemaal in koor: “ How are you? How are you?”. Ik zie veel starende blikken, maar probeer ze te negeren. De taxi motorrijders op de hoek weten inmiddels dat ik geen ritje hoef en laten me nu gelukkig met rust. Wie ze niet met rust laten is een oude man die blijkbaar iets verkeerd heeft gedaan. Er ontstaat een opstootje van 5 tegen 1 en ik hoop dat de man er zonder al te veel kleerscheuren vanaf komt en ik loop snel door. Ik word veel aangesproken op straat, maar met oortjes in en een blik van staal sla ik mijn weg er door heen. Als ze door hebben dat er een Mzungu achter hen loopt gaan ze soms heel langzaam lopen of zelfs stil staan, ik loop er maar met een grote bocht om heen. Sommige roepen dan zo hard naar me dat andere Kenianen er zelfs van om kijken, maar ik geef geen kik. Je word er wel een beetje hard van. Ik hoor ze sissen en fluiten en soms wordt mijn arm opeens gegrepen. Dan schrik ik me dood en maak ik me woedend los. Hoe durven ze.

In de verte zie ik de KICC tower opduiken tussen de smog van de stad, wetende dat ik nog een half uur moet. Het vele afval op straat wordt vaak gedumpt in de rivier, of ze verbranden het op straat. Het stinkt verschrikkelijk en ik probeer mijn adem dan zo veel mogelijk in te houden. Veel mensen plassen in de goot, maar niemand kijkt er van op. Overal op straat is het smerig. Ik moet 2 rotondes oversteken en het Keizerkarelplein is er niks bij. Dichterbij het centrum loop ik door een winkelgebied. Hier verkopen ze allerlei soorten kleding, schoenen, elektrische apparatuur, huishoudelijke spullen en heel veel telefoons. Elk kraampje heeft zijn eigen muziek heel hard aan staan. De zakenmannen kopen hier op straat hun krant en maken een praatje met bekenden. De brug over het spoor is gemaakt van hout en de loszittende planken zijn vast gemaakt met kleine stukjes hout. De oude goederentrein maakt enorm veel lawaai en er lopen veel mensen op het spoor. Dan begint het centrum. Bij het station staan veel matatu’s en bussen door elkaar. Het is er een grote chaos en iedereen schreeuwt naar elkaar. Haile Sellassie Avenue is een grote straat die ik moet oversteken. Hier is altijd veel politie te vinden. Een burger wordt uit een matatu getrokken en er wordt flink op hem ingeslagen met een stok. Kenianen er om heen schreeuwen naar de politieman, maar rennen kei hard weg als zij opgepakt dreigen te worden. Er zijn werkende stoplichten, maar een politieman regelt het verkeer. De matatu’s die vooraan staan hebben pech en worden uitgebreid gecontroleerd. Ik steek snel over. Bij de supermarkt haal ik mijn lunch voor die dag, een tea scone en een Mandazi (gefrituurde vette deeg hap). Ook dit is weer even een momentje van rust. Voordat ik de chaotische stad weer in ga doe ik mijn tas op slot. Ik draag hem op mijn buik om de kans op zakkenrollers te verkleinen. Op de hoek zit een oude Albino vrouw te bedelen. Haar benen zijn geamputeerd omdat lichaamsdelen van albino’s geluk zouden brengen. Ik zie de mensen van het leger naderen en ik vraag me af of ze me dit keer weer zullen stoppen, maar ik heb geluk. Tussen alle mensen door probeer ik mijn weg te vinden naar Tom Mboya Street, een bizar drukke straat die als opstapplaats dient voor een hoop matatu’s richting de buitenwijken. Elke ochtend is het weer een uitdaging om de goede matatu naar Mathare te vinden. Ze hebben allemaal een nummer, maar de meeste hebben hun bordje niet voor de voorruit geplaats. Soms heb ik geluk en kan ik binnen 5 minuten in de goede matatu stappen. Maar als ik pech heb sta ik een half uur lang te wachten. In die tijd proberen de conducteurs van andere matatu’s me in hun matatu te krijgen. Ik zeg nee en daarna negeer ik ze, dan houden ze vanzelf op. Er zijn twee jongens die er elke ochted zijn en mij inmiddels herkennen (is ook niet zo moeilijk als een wit stipje tussen al het zwart). Ze weten waar ik heen moet en kijken met me mee. Ik hoop oprecht dat ik ze kan vertrouwen en ze me niet op een dag in een andere matatu zetten. Soms is het zo chaotisch dat ik opeens snel achter hen aan de straat over moet rennen en in de matatu moet springen. We geven elkaar snel een high-five. Eenmaal in de goede matatu haal ik opgelucht adem: mijn werkdag kan beginnen.

lalalautje

11 chapters

16 Apr 2020

Onderweg naar werk

September 15, 2015

|

Nairobi

Na een week besloot ik om ’s ochtends in plaats van een uur in de file te staan (too Dutch for that), een uur vanaf South B naar het centrum te lopen. Het is meer dan 5 km lopen, maar dan weet ik in ieder geval hoe laat ik aan kom en dat vind ik fijn. Mooi meegeomen: zo kan ik alle chapati’s die ik hier eet er een beetje aflopen. Ook al is de route gewoon door een normale buitenwijk (geen sloppenwijk) zijn er onderweg behoorlijk wat indrukken.

Ik zie de bewakers bij de poort en groet hen. De matatu die voorrijdt sla ik af. De conducteur schreeuwt nog wat naar me, maar dit versta ik toch niet. De schoolbus moet wachten op de overstekende geiten en toetert geirriteerd. Doordat ik door een andere gate kan lopen, snij ik een stukje af van de normale route. Dit is het rustigste stukje van de route en hier geniet ik dan ook enorm van. Terug op de drukke weg zie ik de vrouwen hun kraampjes klaar maken. Ze verkopen meestal fruit, maar soms ook andere etenswaren zoas ugali en rijst. Sommige vrouwen hebben geen kraampje en verkopen hun spullen op een kleedje op de grond. Andere vrouwen lopen voorbij met hun kind achterop gebonden en dragen een zware zak op hun hoofd. Langs de kant zitten en liggen veel mannen in de berm, ik vraag me af of dit hun dagelijkse bezigheid is. Er ligt een dode rat in de goot en een levende glipt het terrein van het ziekenhuis op. Ik zie de kinderen in hun versleten uniform naar school lopen. Wanneer ik hen passeer roepen ze allemaal in koor: “ How are you? How are you?”. Ik zie veel starende blikken, maar probeer ze te negeren. De taxi motorrijders op de hoek weten inmiddels dat ik geen ritje hoef en laten me nu gelukkig met rust. Wie ze niet met rust laten is een oude man die blijkbaar iets verkeerd heeft gedaan. Er ontstaat een opstootje van 5 tegen 1 en ik hoop dat de man er zonder al te veel kleerscheuren vanaf komt en ik loop snel door. Ik word veel aangesproken op straat, maar met oortjes in en een blik van staal sla ik mijn weg er door heen. Als ze door hebben dat er een Mzungu achter hen loopt gaan ze soms heel langzaam lopen of zelfs stil staan, ik loop er maar met een grote bocht om heen. Sommige roepen dan zo hard naar me dat andere Kenianen er zelfs van om kijken, maar ik geef geen kik. Je word er wel een beetje hard van. Ik hoor ze sissen en fluiten en soms wordt mijn arm opeens gegrepen. Dan schrik ik me dood en maak ik me woedend los. Hoe durven ze.

In de verte zie ik de KICC tower opduiken tussen de smog van de stad, wetende dat ik nog een half uur moet. Het vele afval op straat wordt vaak gedumpt in de rivier, of ze verbranden het op straat. Het stinkt verschrikkelijk en ik probeer mijn adem dan zo veel mogelijk in te houden. Veel mensen plassen in de goot, maar niemand kijkt er van op. Overal op straat is het smerig. Ik moet 2 rotondes oversteken en het Keizerkarelplein is er niks bij. Dichterbij het centrum loop ik door een winkelgebied. Hier verkopen ze allerlei soorten kleding, schoenen, elektrische apparatuur, huishoudelijke spullen en heel veel telefoons. Elk kraampje heeft zijn eigen muziek heel hard aan staan. De zakenmannen kopen hier op straat hun krant en maken een praatje met bekenden. De brug over het spoor is gemaakt van hout en de loszittende planken zijn vast gemaakt met kleine stukjes hout. De oude goederentrein maakt enorm veel lawaai en er lopen veel mensen op het spoor. Dan begint het centrum. Bij het station staan veel matatu’s en bussen door elkaar. Het is er een grote chaos en iedereen schreeuwt naar elkaar. Haile Sellassie Avenue is een grote straat die ik moet oversteken. Hier is altijd veel politie te vinden. Een burger wordt uit een matatu getrokken en er wordt flink op hem ingeslagen met een stok. Kenianen er om heen schreeuwen naar de politieman, maar rennen kei hard weg als zij opgepakt dreigen te worden. Er zijn werkende stoplichten, maar een politieman regelt het verkeer. De matatu’s die vooraan staan hebben pech en worden uitgebreid gecontroleerd. Ik steek snel over. Bij de supermarkt haal ik mijn lunch voor die dag, een tea scone en een Mandazi (gefrituurde vette deeg hap). Ook dit is weer even een momentje van rust. Voordat ik de chaotische stad weer in ga doe ik mijn tas op slot. Ik draag hem op mijn buik om de kans op zakkenrollers te verkleinen. Op de hoek zit een oude Albino vrouw te bedelen. Haar benen zijn geamputeerd omdat lichaamsdelen van albino’s geluk zouden brengen. Ik zie de mensen van het leger naderen en ik vraag me af of ze me dit keer weer zullen stoppen, maar ik heb geluk. Tussen alle mensen door probeer ik mijn weg te vinden naar Tom Mboya Street, een bizar drukke straat die als opstapplaats dient voor een hoop matatu’s richting de buitenwijken. Elke ochtend is het weer een uitdaging om de goede matatu naar Mathare te vinden. Ze hebben allemaal een nummer, maar de meeste hebben hun bordje niet voor de voorruit geplaats. Soms heb ik geluk en kan ik binnen 5 minuten in de goede matatu stappen. Maar als ik pech heb sta ik een half uur lang te wachten. In die tijd proberen de conducteurs van andere matatu’s me in hun matatu te krijgen. Ik zeg nee en daarna negeer ik ze, dan houden ze vanzelf op. Er zijn twee jongens die er elke ochted zijn en mij inmiddels herkennen (is ook niet zo moeilijk als een wit stipje tussen al het zwart). Ze weten waar ik heen moet en kijken met me mee. Ik hoop oprecht dat ik ze kan vertrouwen en ze me niet op een dag in een andere matatu zetten. Soms is het zo chaotisch dat ik opeens snel achter hen aan de straat over moet rennen en in de matatu moet springen. We geven elkaar snel een high-five. Eenmaal in de goede matatu haal ik opgelucht adem: mijn werkdag kan beginnen.

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2025 Travel Diaries. All rights reserved.