Home Leave etc. II

Ik schrik wakker om vijf voor 7: de wekker is niet afgegaan, wij hadden iets eerder willen opstaan. Snel douchen en ontbijten in de lobby met waffles en bagels en om 8 uur lopen wij naar de auto. Het is steenkoud: 1 graad boven nul! Er staat vorst op de autoruiten! Wij zien nu pas hoe mooi het hier is: de bossen zijn schitterend gekleurd. Dit zijn de befaamde 'turning leaves', waarvoor iedereen naar New England afreist in deze tijd van het jaar. Het is stralend weer en al rijdende probeer ik foto's te maken. Je mag nergens langs de weg staan (het is tenslotte een snelweg) en P's zijn zeer schaars. Eindelijk komt er een P en kan ik uitstappen en schieten. Schitterend! Er is

Ann Stout

16 hoofdstukken

15 apr. 2020

Québec City, Canada

oktober 15, 2016

|

Québec City, Canada

Ik schrik wakker om vijf voor 7: de wekker is niet afgegaan, wij hadden iets eerder willen opstaan. Snel douchen en ontbijten in de lobby met waffles en bagels en om 8 uur lopen wij naar de auto. Het is steenkoud: 1 graad boven nul! Er staat vorst op de autoruiten! Wij zien nu pas hoe mooi het hier is: de bossen zijn schitterend gekleurd. Dit zijn de befaamde 'turning leaves', waarvoor iedereen naar New England afreist in deze tijd van het jaar. Het is stralend weer en al rijdende probeer ik foto's te maken. Je mag nergens langs de weg staan (het is tenslotte een snelweg) en P's zijn zeer schaars. Eindelijk komt er een P en kan ik uitstappen en schieten. Schitterend! Er is

geen woord teveel over gezegd. Omdat je hier andere soorten bomen hebt (waaronder de esdoorn, de Maple Tree die felrood kleurt) heb je hier meer kleurschakeringen dan in Nederland. Wij kijken onze ogen uit en genieten zeer van het schouwspel. Al snel komen wij in Vermont (via de I89, en daarna de I91) en de weg is ontzettend mooi: slingert zich over heuvelruggen heen en geen moment is het uitzicht gelijk. Om kwart over 10 stoppen wij bij een benzinestation voor koffie en daarna rijd ik. Om 11 uur precies zijn wij bij de Canadese grens. Daar gaat het nog ouderwets: je rijdt langs een hokje met douanier, die je paspoort afstempelt en dat was dat. Het duurt nog geen vijf minuten. Onmiddelijk gaan de borden langs de weg over in Frans! Enigzins bizar voelt het wel. Om half 1 stoppen wij bij een Tim Horton's voor sandwiches. Hier is het landschap minder spectaculair: rechte wegen door een vallei die eindeloos lijkt. Maïsvelden aan weerszijden en soms koeien. Niet echt interessant. Om 2 uur zijn wij

in Québec City, bij de Chute de Montmorency, een grote waterval even buiten de stad.
Wij hebben moeite de juiste ingang te vinden. Dat lukt tenslotte, wij betalen 29 Canadese dollars en mogen parkeren bij de Manoir Montmorency, een prachtig gebouw, dat nu als restaurant en feestzaal dienst doet. Je kunt met een kabelbaan naar beneden maar daar nemen wij de tijd niet voor. Wij lopen langs de rotswand naar het Belvédère de la Baronne. Daar kun je mooi foto's nemen van de waterval. Je kunt er ook met een zgn. Tyrolienne (zip-line) naar de overkant zippen, maar daar zien wij ook maar vanaf! Een vent is gestrand halverwege en moet gered worden door hulptroepen!
Deze waterval is hoger dan de Niagara, maar niet zo breed. Op de (enigszins wiebelende) brug maar wij mooie foto's van de indrukwekkende watermassa. Aan de andere kant kun je middels een Escalier Panoramique weer naar de oever klauteren, maar ook hier zien wij, uit tijdsoverwegingen, vanaf. Wij willen nog meer zien van Québec vandaag en zoveel mogelijk foto's nemen, want voor morgen is veel regen voorspeld!
Wij rijden eerst naar ons hotel: Jardin Ste Anne in de Rue Ste Anne! Dit staat in de historische binnenstad van Québec die van 17e eeuwse

origine is. Het gebouw blijkt ook heel oud en wordt gerund vanuit een modern hotel ernaast. Ik registreer ons en de auto kan in de moderne parkeergarage (à raison van 23 Canadese dollars per dag). Wij klimmen een steil trappetje op en komen in een piepklein kamertje in het eeuwenoude pand. Het kamertje ligt aan de voorkant en heeft mooi uitzicht over de heuvels. Er staat een double bed in, waar je in moet klimmen, want er is geen ruimte meer naast. De badkamer is ook piepklein, je moet over de WC stappen om in de badkuip te geraken! Het lijkt Parijs wel ;) Voor 1 nacht zal het helemaal gaan lukken. Ik trek een dikkere trui aan, want het is maar 13°C en behoorlijk frisjes. Wij kijken even in de mooie 'jardin' van Jardin Ste Anne, achter het pand. Er staan zitjes waar je bij mooi weer kunt relaxen. Erg leuk.
We lopen meteen het centrum weer in, het is inmiddels half 4. Wij zien het Chateau Frontenac, de lokale trekpleister. Dit is een immens

hotel, gebouwd eind 19e, begin 20e eeuw. Het was bedoeld om rijkere klanten te trekken, en heeft 600 kamers op 18 verdiepingen. In 1943 zaten Churchill en Roosevelt hier om de tafel om de strategie in de Tweede Wereldoorlog te bespreken. Omdat het op een heuvel ligt (54 meter hoog), torent het boven alles uit en het schijnt het meest gefotografeerde hotel ter wereld te zijn! We lopen de heuvel gedeeltelijk af, door pittoreske straatje, die erg aan Parijs doen denken. Alle opschriften zijn in het Frans en de voertaal is ook Frans (althans iets wat daarvoor moet doorgaan, het lijkt wel Provençaals!). We slenteren langs de oude verdedigingsmuren (les remparts), want dit is de enige ommuurde stad van Noord-Amerika! Zoals de website van Québec zegt: Why go to China when you can walk a great wall right here! Van de originele muur staat nog 4,5 km overeind. Het is intussen weer helemaal opengetrokken en wij kunnen mooie foto's maken. Er staan veel kanonnen langs de muur, die zijn lekker fotogeniek! Zeker met de herfstkleuren erbij. Wij steken weer de binnenstad in en drinken iets op een terrasje. Het is overal knetterdruk met toeristen. We lopen naar de Porte St. Jean, een prachtige oude poort in de muur, even verderop is de Porte Kent en ook daar maken wij foto's. Het hotel is vlakbij en wij gaan weer terug

want het is kwart over 5 en wij willen even rustig zitten. Ik werk mijn log bij en Arnold leest wat. Om kwart voor 7 lopen wij naar ons restaurant van vanavond: Le Hobbit. Dat hebben wij onderweg nog gereserveerd vanmorgen, want het is zaterdagavond en wij waren bang dat het wel eens erg vol zou kunnen zijn. Dat klopt ook. Zonder reservering kom je er niet in. Le Hobbit is een moderne bistro en ze werken met lokale produkten. De interpretatie van klassieke gerechten is heel apart. Ik bestel een charcuterie schotel vooraf, maar herken nauwelijks de elementen als het geserveerd wordt! Arnold heeft een rode bietensalade met geitenkaas. Het is verrukkelijk. Als hoofdgerecht neem ik boudin noir (bloedworst) met gefrituurde broccoli en appelsaus; Arnold heeft elandenbiefstuk met spruitjes en aardappeltaart. Toe nemen wij een kaasbordje met Québecois kazen. Erbij een Rousillon wijn! Het is allemaal erg apart, maar verrukkelijk. De bediening is half Frans, half Engels, aardige jonge knullen. Om half 10 zijn wij weer terug in het hotel. Rust voor de onderdanen!

Zondag 16 oktober
Ik word om half 8 wakker door gestommel in de gang. Arnold ligt nog lekker te knorren. Ik lees wat tot hij ook wakker wordt. Wij hoeven ons niet te haasten vanmorgen. We skypen met Tania en met Dad, douchen, kleden ons aan en pakken de koffers weer in. Het is 10 uur eer wij buiten staan. Nu blijkt dat wij de auto niet in de parkeergarage van het hotel kunnen laten staan, heb ik dat dan verkeerd begrepen? Dan maar naar een parkeergarage een paar straten verderop. Wij lopen terug naar een crèperie die wij gisteren vonden waar wij willen ontbijten. Een mega crèpe met verse aardbeien en een kop thee. De nogal norse serveerster ontdooit wat als ik een foto van haar neem in haar Bretonse outfit compleet met 'coiffe'. Deze zaak zou zo in Rennes kunnen staan!
Het is druilweer vandaag, de weersverwachting was correct! Gewapend met plu wandelen wij naar het Musée de L'Amérique Francophone. Dat zit in het Seminarium van Québec City. Er zijn drie

tentoonstellingen waarvan wij twee zeer interessant vinden: 'La Colonie Retrouvée', over de eerste Fransen die zich in Noord Amerika vestigden en 'Partir' over Franse immigranten.
Toen men in 2005 een park langs de St. Lawrence rivier wilde maken, liet men archeologisch onderzoek doen op het terrein. Daar stuitte men op porcelein fragmenten, en dat bleken restanten van de eerste Franse nederzetting in Canada. Onder leiding van Jean-François de la Roque de Roberval en Jacques Cartier, vestigden zich hier enkele honderden Fransen van 1541 tot 1543! Jacques Cartier was een Bretonse ontdekkingsreiziger, die in 1534 en 1535 voor de Franse koning François I op zoek ging naar de doorsteek naar Azië. Daarbij bereikte hij Canada en claimde dit land voor Frankrijk. Hierop wil de koning een echte Franse kolonie oprichten, die zelfvoorzienend is en een kern van Franse cultuur zal vormen, compleet met 'temples et églises'. Drijfveer is het zoeken naar goud en andere edele metalen.
François I stelt Jean-François de la Roque de Roberval aan om de expeditie te leiden. Dit is een trouw vazal van de koning, ingenieur, specialist in het bouwen van forten, ervaren leider en kenner van militaire strategie. Enkele honderden immigranten reizen af op twee schepen onder zijn leiding en zetten een fort op aan de oever van de St. Lawrence rivier. De kolonisten hebben te lijden onder aanvallen van de Iroquois indianen, scheurbuik, en andere ziekten. Na een jaar of twee wordt besloten de kolonie te verlaten en eindigt het verhaal. Pas 65 jaar later wordt er weer een poging door de Fransen ondernomen om een kolonie te vestigen, ditmaal in Montréal onder leiding van Champlain (1608). Archeologen vonden bewijs voor een grote brand, die de gebouwen verwoestte. Maar er zijn ook allerlei resten gevonden van het dagelijkse leven in de nederzetting: scherven van serviesgoed en bestek, olijvenpitten (mooie indicatie van hetgeen de heersende klasse op het menu had staan), sieraden, kleine sleuteltjes, kopspijkertjes en nog veel meer.
De tentoonstelling 'Partir' volgt Franse immigranten in de USA. Waar

kwamen zij vandaan: vanaf de 17e eeuw kwamen zij uit heel Frankrijk en vestigden zij zich eerst in Acadia (wat nu het oosten van de provincie Québec is). Het waren aristocraten die na de Franse Revolutie alles verloren hadden, maar ook gewone burgers, gelukzoekers, missionarissen, handelslieden. Zij sloten allianties met de lokale Iroquois indianen en deden aan ruilhandel. Als dank wijdden de Indianen hen in in hun manier van navigatie en zakten de Franse avonturiers af naar andere delen van Amerika: St. Louis werd een brandhaard van Franse cultuur en later New Orleans. Tijdens de goudkoorts kwamen Fransen in Californië terecht halverwege de 19e eeuw. Aan het eind van de 19e eeuw had Los Angeles een Franse burgemeester en sprak 20% van zijn burgers Frans! Ook in de Klondike vestigden zich Fransen. Een Frans Canadese vrouw was de eerste vrouw die over de Chilkoot Pass klom, zij opende later een dameskledingzaak in Dawson City! Een ander voorbeeld van een Franse immigrant was Jean-Jacques Audubon (1785-1851), die heel Amerika doorreisde per kano of te voet en de vogels bestudeerde. Hij maakte er een prachtig boek van: 'Les oiseaux d'Amérique' ,waarin hij alle soorten die hij heeft gezien beschrijft en tekent.
Na de eerste Wereldoorlog wilde Frankrijk de belangrijke rol van moeders en hun bijdrage aan de wederopbouw en het herstel van het land en de kolonieën onder de aandacht brengen en werden bijzondere moeders met een medaille beloond. Stéphanie Fradin-Ragot kreeg in 1932 zo'n Médaille de la Famille Française. Zij had 20 kinderen en haar oudste zoons dienden in het Franse leger!
Ook de religieuzen stroomden overal de States binnen in hun drang om de autochtone bevolking te bekeren. Het leek er een tijdje op dat Frans de overheersende taal zou worden in de States volgens deze tentoonstelling ;), maar tegenwoordig is daar niet veel meer van terug te vinden. Wij vinden wel de kreet 'Si on est marqué pour aller quelque part, on ne peut pas empêcher la vie de nous y emmener' bij de ingang van de tentoonstelling zeer inspirerend ( Als het de

bedoeling is dat je ergens heen moet gaan, kun je het leven er niet van weerhouden je daarheen te brengen).
Het is inmiddels half 2 en het is weer even droog, dus begeven wij ons naar restaurant Chez Jules, waar wij ons melden voor een late lunch. Wij krijgen hier 15% korting vanuit het hotel, en het blijkt een uitstekende tent. Ik bestel een salade met warme geitenkaas en een tongfilet als hoofdgerecht. De serveerster geeft aan dat de tongfilet alleen 's avonds besteld kan worden, maar als ze mijn teleurgestelde gezicht ziet, loopt ze naar de keuken om de kok te vragen het alsnog klaar te maken. Even later komt ze triomfantelijk terug: 'Vous aurez votre sôle, Madame!' Arnold neemt een garnalencocktail en kalfslever met puree. Het smaakt allemaal voortreffelijk. Een glas Roussillon wijn erbij en een kaasplankje c.q. profiterolles als dessert. Wij zijn uiteindelijk de laatste gasten, het is bijna half 4. Zo kunnen wij er voorlopig weer tegen.
Arnold wil graag de Citadel zien, en wij klimmen erheen, een niet

geringe opgave met zo'n volle pens! Je moet 310 treden op, in de miezerregen, met wijnbenen! Het lukt maar het uitzicht is nihil, alles hangt in de wolken. Arnold wil hier de tentoonstelling over het 22e Koninklijke Regiment van Canada bekijken: het enige franstalige regiment van het Canadese leger. Het werd ten tijde van W.O. I opgericht zodat de francofonen in hun eigen taal hun land konden dienen. Zij vochten en vechten in alle oorlogen mee, recentelijk ook in Afghanistan. In de zomer hebben ze 'Relève de la Garde', net als in Londen, in dezelfde uniformen, met een berenmuts (niet al te comfortabel, want in de zomer is het hier best heet!). Hun mascotte is een geitenbok, die altijd 'Batisse' (Baptiste) genoemd wordt, naar Jean Baptiste, de patroonheilige van Canada. Die doet ook vrolijk mee aan de wisseling van de wacht ceremonie. Hun motto is 'Je me souviens'.
Tegen vijven lopen wij in de stromende regen naar de parkeergarage. Wij rijden naar Montréal in een twee uur durende hoosbui. Even na

achten komen wij aan bij het Holiday Inn St. Urbain, middenin het centrum. Wij zien alleen maar wolkenkrabbers en dit is er een van. Wij krijgen een kamer op de 8e etage. Een lekker grote kamer, na de kleintjes van de afgelopen dagen;) Ik zet thee en wij pakken de koffer uit want hier blijven wij 3 nachten. Arnold moet morgen naar Boisbriand voor zaken en dinsdag ook.
Wij hebben nog steeds geen honger, dus wij slaan de avondmaaltijd maar over. Dit hotel zit vlakbij de Chinese wijk van Montréal en heeft een Chinees restaurant en een 'Lotus Bar'. Het is volledig opgezet volgens Feng Shui principes, hetgeen een meerprijs opleverde tijdens de bouw van 1 miljoen Canadese dollars! Alles met het cijfer 4 werd vermeden, dat brengt ongeluk, dus is er geen vierde etage. De hoofdingang moest naar het Zuiden wijzen, maar mag niet tegenover een tempel liggen. Dat was wat moeilijk want de zuidkant ligt tegenover de Notre Dame Basiliek, dus werd de ingang verlegd naar het Zuidwesten. Het atrium op het dak was eerst gevormd als een kruis. Op advies van een Chinese Feng Shui expert werd dat veranderd in een diamantvorm, om voorspoed te bewerkstelligen. De lobby werd versierd met een visvijver, met fonteinen en planten om eenheid met de natuur te symboliseren. Eén adviespunt kon niet opgevolgd worden: een structurele pilaar voor de hoofdingang kon niet verwijderd worden, omdat dat het gebouw te veel zou verzwakken. Daarom werd gekozen voor draaideuren om zo een goede energiestroom te waarborgen!
Arnold werkt op de laptop en ik zoek alvast uit wat ik morgen ga doen, mits mijn voeten dat toelaten!!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.